Ambtenaren hebben een viertal bezuinigingsvarianten op de WW bedacht die moeten bijdragen aan de grote bezuinigingsoperatie om de staatsschuld terug te brengen. In een van de voorstellen worden werkgevers financieel verantwoordelijk voor de eerste periode van de WW.
De eerste periode WW, die betaald moet gaan worden door werkgevers, is afhankelijk van het aantal dienstjaren en het arbeidscontract maximaal zes maanden. Daarna volgt een spaar-WW van maximaal een half jaar, waarvoor werknemers verplicht moeten sparen. De opzegtermijn gaat standaard naar twee maanden. Daarnaast wordt in deze meest ingrijpende optie de IOAW (aanvullende regeling voor oudere werklozen) afgeschaft. Ook wordt een korting op het re-integratiebudget van gemeenten en uitkeringsinstituut UWV voorgesteld.
Selectievere inzet WW
Een andere ambtelijke werkgroep heeft berekend dat bij selectiever inzetten een korting van 500 miljoen euro op het budget, uiteindelijk 250 miljoen euro oplevert. Door de mindere hulp aan werklozen blijven namelijk wel meer mensen (langer) afhankelijk van een uitkering. Met de aanpassing van de WW zou er ook een wettelijke regeling voor ontslag moeten komen. Dat moet een einde maken aan de huidige praktijk, waarbij arbeidscontracten ontbonden worden door of de kantonrechter of het UWV. Dit systeem met verschillende routes zou veel onzekerheid en hoge ontslagkosten voor werkgevers met zich meebrengen.
Van werk naar werk
Het idee is dat ontslagvergoedingen, maximaal zes maandlonen, gebruikt worden om ander werk te vinden. Hierdoor krijgen werkgevers er belang bij hun overtollig personeel zo snel mogelijk aan ander werk te helpen. De ontslagkosten voor werkgevers kunnen zo dalen van 3,4 miljard naar 1,4 miljard euro per jaar.
Verder is de verwachting dat werklozen sneller een baan zullen accepteren bij het uitzicht op minder WW. De werkloosheid daalt in deze variant met ruim 100.000. In 2015 wordt 2,2 miljard, ofwel 50 procent, bespaard en structureel 3,1 miljard (69 procent). Een deel kan terugvloeien naar de burger via lagere premies.
In een ander, mildere voorstel wordt de WW bekort tot een jaar. De ontslagvergoedingen worden gemaximeerd op een jaarsalaris en 75.000 euro. In nog een variant geldt een ontslagvergoeding in de vorm van een ‘opzegtermijn’ van maximaal negen maanden. Hierna is hoogstens 18 maanden recht op WW.
Minimumloon met 10% omlaag
Naast besparingen op de werkloosheiduitkeringen keek de ambtelijke commissie ‘Op afstand van de arbeidsmarkt’ onder meer naar het wettelijk minimumloon. Deze kan volgens de commissie met 10% omlaag omdat deze in internationaal opzicht relatief hoog is. Daarnaast bepaalt dat minimumloon wie er een afstand tot de afstand heeft en wie niet, aldus de commissie. Mensen die op grond van hun arbeidsproductiviteit minder dan dat minimum kunnen verdienen, komen immers niet in aanmerking voor een reguliere baan.
De commissie betoogt dat een reguliere, niet-gesubsidieerde baan voor meer mensen binnen handbereik komt, als het minimumloon wordt verlaagd. Bovendien komen er dan hoe dan ook meer banen aan de zogenaamde ‘onderkant van de arbeidsmarkt’ bij, omdat de hoogte van het minimumloon ervoor kan zorgen dat bepaalde soorten banen nu niet tot stand komen. En als er meer uitkeringsgerechtigden uitstromen naar werk, hoeft er minder aanspraak op sociale uitkeringen hoeft te worden gedaan.
Daarnaast verwacht de commissie dat ook de laagste loonschalen, die nu nog ongeveer 7% boven het minimumloon liggen, zullen dalen. Dat komt, doordat in de cao-onderhandelingen tussen werkgevers en vakbeweging, het wettelijk minimumloon het ijkpunt is. Een daling van de arbeidskosten voor laagbetaalden kan een behoorlijke besparing voor werkgevers opleveren.
Bronnen: FD | NU.nl