Hoewel in de Tweede Kamer vorig jaar een grote meerderheid vóór de beoogde wet stemde, en alleen SGP, JA21, PVV, FvD en toen nog Groep-Van Haga tegen waren, en Pieter Omtzigt – op dat moment nog een eenmansfractie – bij de stemming zelfs helemaal niet aanwezig was, lagen de kaarten in de Eerste Kamer duidelijk anders. Hier waren VVD, BBB, PVV, FvD, JA21, SGP en uiteindelijk ook de fractie van 50+ tegen, samen goed voor een uiterst krappe meerderheid. Dat de fracties van GroenLinks/PvdA, D66, OPNL, CDA, Volt, Partij voor de Dieren, ChristenUnie en SP uiteindelijk vóór waren, bleek net niet genoeg.
Het verwerpen door de Eerste Kamer is een gevoelige nederlaag voor SZW-minister Karien van Gennip.
Het verwerpen door de Eerste Kamer is een gevoelige nederlaag voor SZW-minister Karien van Gennip, die de afgelopen weken nog flinke toezeggingen deed om de Wet Toezicht Gelijke Kansen bij werving en selectie meer kans te laten maken. Zo zei ze toe in de Tweede Kamer te gaan bepleiten het voorstel alleen te laten gelden voor bedrijven groter dan 50 medewerkers, in tegenstelling tot de 25 medewerkers zoals het in het voorstel staat. Ook zei ze een implementatietermijn van 9 maanden toe en daarna nog eens 2 jaar waarin niet zou worden gehandhaafd. Maar beide afzwakkingen waren voor een meerderheid dus nog niet voldoende.
Sfeer kribbig
De sfeer in de vierde termijn (!) die de Eerste Kamer nodig had, was af en toe kribbig te noemen. Zo was de VVD in de Tweede Kamer nog loyaal voorstander, maar liet de partij nu een heel ander geluid horen. ‘U bent gewoon op zoek naar redenen om deze wet maar niet te hoeven steunen’, beet PvdA/GroenLinks-senator Mei Li Vos haar VVD-collega Koen Petersen op een gegeven moment dan ook toe.
‘Deze wet confronteert bedrijven met aanzienlijke administratieve lasten’, zegt de VVD.
‘Met deze wet worden bedrijven geconfronteerd met aanzienlijke administratieve lasten om aan hun wervings- en selectieprocessen te voldoen’, aldus de VVD’er. ‘En hoewel we als VVD natuurlijk tegen discriminatie zijn, betekent dit niet automatisch dat elke antidiscriminatiemaatregel effectief is. Niet bekend is of de voorgestelde maatregelen in de wet daadwerkelijk het beoogde effect hebben.’ En dus wilde de VVD eigenlijk eerst een pilot van een jaar – ‘bij grote en kleine bedrijven, maar ook commerciële en niet-commerciële organisaties’ – en pas daarná stemmen over het wetsvoorstel.
Voortmaken
Daar wilde SZW-minister Karien van Gennip echter niet op wachten – die wilde voortmaken met de wet, en met de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt. Vandaar ook de brief die een paar bezwaren bij de tegenstribbelaars moest wegnemen. Zo wilde ze kleine bedrijven iets meer ontzien: in plaats van 25 medewerkers gaat de wet pas gelden bij een grens van 50 medewerkers, niet toevallig ook de grens waarbij een organisatie toch al een OR en een op papier gesteld personeelsbeleid moet hebben. Dan vallen de extra administratieve lasten namelijk ook mee, aldus de minister.
Van Gennip zegde al toe dat de eerste 2 jaar niet op de strengere regels gehandhaafd wordt.
Eerder had Van Gennip al toegezegd dat er de eerste 2 jaar niet op de strengere regels gehandhaafd zal worden, zodat bedrijven kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Ook geeft dat volgens haar ruimte om de wet nog aan te passen als die toch niet goed blijkt te werken. Toezeggingen die de ChristenUnie inmiddels hadden overtuigd.
Van uitstel naar afstel
Mei Li Vos, voorzitter van de Eerste Kamercommissie voor SZW, zag de bui al hangen. In haar eerste termijn zei ze in antwoord op de VVD immers al te vrezen dat van uitstel misschien ook wel eens afstel zou kunnen komen – zeker met een demissionair kabinet – en dat daardoor de situatie van discriminatie op de arbeidsmarkt maar voortduurt.
Volgens de minister kent Nederland op dit punt ‘een geschiedenis van vrijblijvendheid, die nu al ruim 50 jaar duurt’.
Eigenlijk precies wat Van Gennip ook zei, toen ze stelde dat Nederland op dit punt ‘een geschiedenis van vrijblijvendheid’ kent, ‘die nu al ruim 50 jaar duurt’. Hoogste tijd om dat te veranderen, aldus de minister, die mogelijk in haar laatste weken als bewindspersoon zit – en waarschijnlijk juist daarom deze wet nog zo graag de eindstreep had zien halen, beseffende dat het anders wel weer eens héél lang kan gaan duren voordat er echt iets aan het probleem gebeurt.