De Stand van Werven 2024: ‘Niet bang voor A.I., wel voor iemand die er goed mee kan omgaan’

Het onderzoek loopt nog steeds. Meedoen is nog altijd mogelijk, en ook sterk aanbevolen. Maar uit de eerste (tussen)resultaten van de nieuwe editie van het onderzoek De Stand van Werven blijken al wel een paar interessante bevindingen. En dan met name op het gebied waar het de opkomst van A.I. betreft. De bekende uitspraak ‘A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél’ lijkt bij de deelnemende recruiters in elk geval goed doorgedrongen. Bang voor A.I. zijn ze namelijk nauwelijks, maar wél voor mensen die er goed mee weten om te gaan.

Zo werd bijvoorbeeld gevraagd: ‘Kun je aangeven in hoeverre je het eens bent met de stelling “A.I. zal binnen 5 jaar de meeste taken van mij (als recruiter) overnemen”?’ Daarop antwoordde ruim twee derde van de respondenten tot nu toe het hiermee (helemaal) oneens te zijn, terwijl slechts 10% deze stelling wel zei te onderschrijven. De vrees om overbodig te worden zit er dus (nog) niet echt in bij de meeste recruiters.

Iemand die A.I. gebruikt wél

Maar hoe anders is dat als ze de stelling krijgen voorgelegd: ‘Kan je aangeven in hoeverre je het eens bent met de stelling: “Niet A.I., maar een professional die A.I. beheerst zal binnen 5 jaar de meeste taken van mij (als recruiter) overnemen”?’ In dat geval zegt 57% het daar (helemaal) mee eens te zijn, en is plots slechts 22% ervan overtuigd dat die A.I.-gebruikende professional geen gevaar zal zijn voor de eigen taken de komende 5 jaar.

Verrassend, maar ook logisch

Een verrassend resultaat misschien, maar ook een resultaat dat aansluit bij veel andere bevindingen. Zo bleek uit de recente tiende KPMG CEO Outlook, een jaarlijks internationaal onderzoek onder ruim 1.300 CEO’s van bedrijven met een jaaromzet van 500 miljoen dollar of meer, ook al dat CEO’s graag veel investeren in de ontwikkeling van A.I., maar dat tegelijkertijd 76% denkt dat de inzet ervan géén negatieve impact zal hebben op de werkgelegenheid binnen hun organisaties.

'A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél.' Het is een alarmbel die we steeds vaker horen. Ook recruiters lijken dit goed te beseffen, blijkt uit de eerste - voorlopige - resultaten van de nieuwe Stand van Werven.

Of dat ook zo zal gelden voor recruitment? Daarover lopen de internationale meningen overigens wel behoorlijk uiteen. Zo vertelde de internationaal bekende recruitmentgoeroe John Vlastelica tijdens LinkedIn’s Talent Connect in oktober nog over een organisatie die 30 miljoen dollar op jaarbasis had bespaard door 400 recruiter-functies te schrappen, die door automatisering en A.I. overbodig waren geworden. Tegelijkertijd had deze organisatie de time-to-hire teruggebracht van 11 naar 3 dagen. Toch iets om je als menselijke recruiter zorgen over te maken, zou je zo kunnen concluderen…

Tools te over

En dan zijn er ook nog steeds meer techbedrijven die claimen het volledige recruitmentproces te kunnen automatiseren. Zoals onlangs weer het wereldwijde HR-platform Remote, dat deze week Recruit AI introduceerde, een nieuwe generatie van A.I.-gedreven tools om bedrijven te helpen bij de huidige arbeidsmarkt. Een van de eerste beschikbare functionaliteiten is Matches, een nieuwe manier om openstaande functies in te vullen met wereldwijd toptalent, afkomstig uit Remote’s pool actieve, gekwalificeerde werkzoekenden. Andere recente A.I.-procestools kwamen onder meer van Carv en LinkedIn. Maar er zijn er natuurlijk nog véél meer.

Er zijn steeds meer techbedrijven die claimen het volledige recruitmentproces te kunnen automatiseren.

Het onderzoek van De Stand van Werven probeert meer zicht te krijgen op dit soort ontwikkelingen, maar ook op veel meer trends en prioriteiten van professionals in recruitment en arbeidsmarktcommunicatie. Verwacht je komend jaar meer aandacht voor employer branding of juist minder? Welke kanalen zet je hiervoor in? Worden referral en onboarding komend jaar prioriteiten? En waarmee denk je de directie het meest te kunnen overtuigen? Het zijn zomaar een paar vragen die je in het onderzoek kunt tegenkomen, en waarvan de volledige resultaten begin 2025 naar buiten zullen komen.

Win een bioscoopbon

Je kunt overigens nog meedoen aan dit onderzoek door het invullen van een korte vragenlijst. Het invullen beslaat maximaal 10 minuten van je tijd en inspireert je meteen voor jouw plannen het komende jaar. Als dank voor je deelname krijg je als eerste inzage in de resultaten van het onderzoek. Daarnaast maak je kans op 1 van de 5 vrijkaarten voor een ééndaagse opleiding naar keuze bij de Academie voor Arbeidsmarktcommunicatie of toegang tot een Werf&-event, of 1 van de 25 bioscoopbonnen van 40 euro.

Stand van Werven

'A.I. zal jou niet vervangen, maar iemand die weet hoe het goed te gebruiken wél.' Het is een alarmbel die we steeds vaker horen. Ook recruiters lijken dit goed te beseffen, blijkt uit de eerste - voorlopige - resultaten van de nieuwe Stand van Werven.

Lees ook

Beeld boven

‘Hoe vacatures zijn geschreven leidt al tot scheve verdeling van mannen en vrouwen’

Zie je een vacature voor een baan in de zorg of het onderwijs? Dikke kans dat die parttime wordt aangeboden. Maar staat er daarentegen een baan open in de techniek of de ICT? Dan gaat het veel eerder om een functie waarvoor je 40 uur op kantoor wordt verwacht. Op die manier versterken vacatureteksten alleen de scheve verdeling tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt, aldus Esmée Schregardus, Ruth van Veelen, Melissa Vink en Belle Derks, die hierover schrijven in het meest recente nummer van het Tijdschrift voor HRM.

‘Als werkgevers vacatures aantrekkelijker maken voor iedereen, kunnen we ook de tekorten op de arbeidsmarkt oplossen.’

‘Vacatureteksten moeten genderneutraal zijn en flexibele arbeidsvoorwaarden bieden. Dit is essentieel voor het doorbreken van traditionele gendernormen en het bevorderen van een meer diverse werkplek’, aldus onderzoeker Esmée Schregardus. Dit is volgens haar niet alleen goed voor de inclusiviteit, maar helpt ook om de steeds groter wordende personeelstekorten in sectoren zoals zorg en techniek aan te pakken. Twee vliegen in één klap dus. ‘Als werkgevers vacatures aantrekkelijker maken voor iedereen, kunnen we niet alleen de gendergelijkheid bevorderen, maar ook de tekorten op de arbeidsmarkt oplossen.’

Flexibiliteit vs beschikbaarheid

Voor het onderzoek werden niet alleen 8 HR-professionals geïnterviewd, maar deden de onderzoekers ook een tekstanalyse op 160 verschillende vacatureteksten. Hieruit blijkt niet alleen een fulltime/parttime-verschil. In de meer feminiene beroepen als de zorg en het onderwijs waren ook meer passages terug te vinden over flexibiliteit, terwijl bij de meer masculiene beroepsgroepen als de techniek en de ICT de beschikbaarheid van de kandidaat meer aandacht kreeg.

‘We moeten niet alleen kijken naar inclusief taalgebruik, maar ook naar gendernormen in vacatures.’

Dit is ergens ook wel verklaarbaar: deze sectoren kennen namelijk van oudsher al een behoorlijk sterke ‘gendersegregatie’: in de techniek is ruim 80% fulltime werkende man, in de zorg is ruim 80% (parttime werkende) vrouw. ‘Om tal van sociaaleconomische redenen is deze situatie echter onwenselijk’, aldus de onderzoekers. Daarom zou het volgens hen goed zijn in vacatureteksten niet alleen te kijken naar ‘genderinclusief taalgebruik’ (neutraal taalgebruik dat niet impliceert dat een bepaald geslacht of gender de norm is), maar ook meer naar de ‘gendernormen’ die in de vacatures doorschemeren.

Innovatie mogelijk

Als het lukt meer inclusieve werving- en selectiemethoden te hanteren, lukt het mogelijk een grotere groep potentiële werknemers aan te trekken, aldus Schregardus. En juist in de 4 genoemde sectoren is dat nodig, want zowel de zorg, het onderwijs, de ICT en de techniek kampen met flinke personeelstekorten. En mocht het lukken meer ‘inclusief’ te gaan werven, dan is dat volgens de onderzoeker ook ‘vanuit een innovatie-perspectief verstandig, omdat onderzoek laat zien dat een bedrijf met een meer divers personeelsbestand de potentie heeft om effectiever en innovatiever te worden.’

Pas als de interviewer dit onderwerp ter sprake bracht, antwoordden alle geïnterviewden dat dit oja, een groot probleem is.

Opmerkelijk in het onderzoek is dat dit de ondervraagde HR-professionals dit weinig onderkennen. Op de vraag: ‘’ verwees geen van de geïnterviewden spontaan naar een gebrek aan genderdiversiteit. Dus in mannenberoepen werd niet ‘vrouwen’ geantwoord, en andersom evenmin. Pas als de interviewer dit onderwerp ter sprake bracht, antwoordden ze allemaal dat het oja, een groot probleem is, en oja, dat ze dit natuurlijk ook heel belangrijk vinden. ‘Opvallend’, aldus de onderzoekers, die het daarbij ook ‘aannemelijk’ noemen dat er bij de vacatureteksten vervolgens dus ook weinig aandacht zal zijn om ze aantrekkelijker te maken voor de ondervertegenwoordigde gendergroepen.

ICT voor nerds, school voor juffen

Stereotypes zijn sterk en hardnekkig, merken de onderzoekers. En bovendien versterken ze zichzelf ook nogal eens. Ze kwamen bijvoorbeeld uitspraken tegen als en ‘.’ In de zorg stuitten ze op statements als ‘en ‘.’

In vacatures in het ICT stond nooit dat het werk ook in minder dan 4 dagen kon.

En dat soort stereotypes werkt dus ook vaak door in de vacatureteksten, zo blijkt. Zo kwamen de onderzoekers bijvoorbeeld een vacature tegen in het primair onderwijs met de zinsnede ‘‘. ‘Let op: alleen minder, niet meer!’, merkt Schregardus op. En dat terwijl bijvoorbeeld in vacatures in de ICT- en technieksector in 10% van de vacatures vermeld werd dat ‘’. ‘Maar overige opties om parttime of minder dan vier dagen te werken werden niet genoemd.’

Verschil in arbeidsvoorwaarden

De onderzoekers analyseerden de vacatures ook op zogenoemde ‘uitingen van intrinsiek-gedreven/pro-sociale arbeidsomstandigheden, zoals ‘een hecht team’ of: een gezellige sfeer’. Daaruit blijkt dat zulke arbeidsvoorwaarden vaker expliciet terug zijn te vinden in de verpleegkunde (90%), de ICT (80%) en het primair onderwijs (77,5%) dan in de techniek (32,5%). Qua opleiden blijkt het primair onderwijs juist een achterblijver. Hier werd in slechts 37% van de vacatureteksten een mogelijkheid voor opleiding of ontwikkeling genoemd, tegenover 80% in de verpleegkunde, 85% in de techniek en 87,5% in de ICT.

In vacatures in de ICT stonden soms wel 5 secundaire arbeidsvoorwaarden, in het PO niet eentje.

Daarnaast viel op dat qua secundaire arbeidsvoorwaarden in 83% van de vacatureteksten in het primair onderwijs geen enkele vorm van instrumentele secundaire arbeidsvoorwaarden werd genoemd (denk: een werktelefoon, reiskostenvergoeding bonussen etc.), terwijl dit bij de andere 3 sectoren hooguit 30% was. In de ICT en techniek werden juist soms wel 5 van dit soort voorwaarden in 1 vacature genoemd (denk aan: bedrijfsfitness, een bonusregeling, een auto van de zaak).

Weinig diversiteitsstatements

Tot slot viel op dat er slechts in 9 van de 160 geanalyseerde vacatureteksten een statement opgenomen was over diversiteit en inclusie. Van deze 9 statements stonden er 6 in een ICT-vacature, en 3 in een techniekvacature. Een voorbeeld van zo’n statement is: ‘D.’

In slechts 9 van de 160 geanalyseerde vacatures stond een statement over diversiteit en inclusie.

Dat dit soort statements vooral te vinden is in de meer masculiene beroepen is geen toeval, aldus de onderzoekers. ‘Het sluit aan bij recente observaties dat er veel onderzoek is gedaan naar het aantrekken en behouden van vrouwen in technische beroepen, maar dat er veel minder aandacht is voor het aantrekkelijk maken van bijvoorbeeld zorgberoepen voor mannen.’

Werf& Nieuwsbrief - Inschrijven

"*" geeft vereiste velden aan

Nieuwsbrief*
Nieuwsbrief*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

‘Kritisch kijken’

De onderzoekers nodigen recruiters en werkgevers uit wat kritischer te kijken naar de formulering van de contractgrootte in vacatures. ‘In 2020 toonden Britse onderzoekers bijvoorbeeld aan dat het aanbieden van een vacature voor een leidinggevende functie met ofwel een vast aantal fulltime werkuren ofwel flexibelere opties, effect had op het aantal mannen en vrouwen dat solliciteerde op de functie. Het veranderen van ‘’ naar ‘’ en ‘’, zorgde voor een significante toename van 16,4% aan vrouwelijke sollicitanten op deze functies.’

‘Laat je bij de vacaturetekst niet te veel leiden door het prototype dat al bij je werkt.’

‘We raden HR-professionals aan om een toets te ontwikkelen waarmee zij vacatureteksten op dit soort masculiene en feminiene normen op een structurele manier kunnen toetsen. Het communiceren van dit soort masculiene of feminiene werknormen zorgt namelijk voor een vicieuze cirkel waarbij de genderdiversiteit in deze sectoren laag blijft’, aldus de onderzoekers, die oproepen je bij het opstellen van de vacaturetekst niet te veel te laten leiden door het prototype professional dat al in de organisatie werkt. ‘Je voorkomt hiermee dat je – onbewust – in de vicieuze cirkel blijft hangen.’

Lees ook

Zijn jongeren écht niet klaar voor werk, of kijken werkgevers verkeerd?

Je kunt ze moeilijk heel enthousiast noemen, de werkgevers die jongeren in dienst hebben genomen. Uit het CIPD-rapport Changing Face of the Youth Labour Market blijkt dat slechts 28% van hen vindt dat jongeren goed voorbereid op het werk op de arbeidsmarkt zijn. Daarentegen geeft 71% aan dat jongeren vaak moeite hebben met professioneel gedrag, en meer dan de helft (56%) zegt dat ze moeilijker te managen zijn dan voorgaande generaties.

Afname leer- en werktrajecten

Volgens de studie is een belangrijke oorzaak de afname van leer-werktrajecten. Waar in 1997 nog 42% van de jongeren werk en leren combineerde, is dat in 2024 gedaald naar slechts 20%. Het aantal jongeren in een stage of leer-werktraject blijft hangen op slechts 6%, een percentage dat de afgelopen decennia nauwelijks is veranderd.

Deze cijfers zien we ook enigszins terug op onze Nederlandse markt. Algemeen gezien daalt het aantal mbo-studenten al een behoorlijke periode. Ze kiezen daarnaast steeds vaker voor voltijds onderwijs en gaan daarna direct aan het werk. Veel niet-werkende jongeren (84%) geven aan dat opleiding of studie de belangrijkste reden is waarom ze geen baan hebben.

Veel niet-werkende jongeren geven aan dat opleiding of studie de belangrijkste reden is waarom ze geen baan hebben.

Ook is het aantal uren dat werkende jongeren besteden aan bijbanen in sommige gevallen lager dan bij eerdere generaties, vaak door de combinatie met intensieve studieprogramma’s of minder financiële druk door ondersteuning van ouders of studiefinanciering. Ja, de Volkskrant schreef in augustus – na cijfers van het CBS – dat jongeren vaker een bijbaan hebben dan ooit tevoren. Toch is dat iets anders dan de werk- en leertrajecten die jongeren voorbereiden op de arbeidsmarkt. Deze bijbanen zijn immers vaak de ‘allerflexibelste’ en vooral bedoeld om te sparen voor de gestegen welvaart, niet om later een baan aan over te houden.

Volgens werkgevers zorgt deze verschuiving juist ervoor dat jonge starters te weinig praktijkervaring hebben. Bovendien is het aandeel jongeren dat nooit een betaalde baan heeft gehad (buiten vakantiebaantjes om) in 20 jaar met een derde toegenomen. Dat vergroot de kloof tussen de verwachtingen van werkgevers en de realiteit van starters.

Blijf op de hoogte en meld je aan voor onze nieuwsbrief

"*" geeft vereiste velden aan

Privacyverklaring*
Nieuwsbrief*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Jongeren: ‘We zijn wél klaar’

Ondanks de kritiek voelt 62% van de jongeren zich wél goed voorbereid op de arbeidsmarkt, blijkt uit een enquête van WorldSkills UK. Dit vertrouwen wordt gevoed door hun investering in vaardigheden zoals communicatie, teamwork en creatief problemen oplossen. Vaardigheden die allemaal onmisbaar zijn in een moderne werkomgeving. Dit jaar bleek uit de Randstad Workmonitor dat het gebrek aan communicatie tussen generaties ook voor de andere kant van de tafel geldt: 42% van Gen Z voelt zich niet begrepen door hun werkgever.

42% van Gen Z voelt zich juist niet begrepen door hun werkgever.

Dat de Gen Z’ers zich niet willen binden aan een werkgever, vooral willen ondernemen en zelf aan het roer willen staan blijken ook loze aannames. Volgens het driejaarlijkse Young Professional Onderzoek van Careerwise hebben jongeren over het algemeen juist weinig interesse in ondernemerschap of ‘het statuut van zzp’er’. Wat willen ze wel? Een vast contract voor onbepaalde duur, zich met een werkgever verbinden.

Bron: Young Professional Onderzoek 2024 – Careerwise

Zijn verwachtingen te hoog?

Volgens Lizzie Crowley, senior skills advisor bij het CIPD, is het te eenzijdig om de schuld alleen bij Gen Z te leggen. ‘Jongeren brengen frisse ideeën en waardevolle skills mee, maar missen vaak kansen om te begrijpen wat er op de werkvloer verwacht wordt.’ Ze pleit voor meer gestructureerde begeleiding en een cultuur waarin leren en presteren hand-in-hand gaan.

Zijn jongeren niet werk-ready, of zijn werkgevers mogelijk nog niet jongeren-ready?

Experts als Youth Employment UK geven daarnaast aan dat werkgevers meer moeten investeren in een inclusieve bedrijfscultuur waarin starters zich veilig voelen om vragen te stellen. Misschien moeten we de vraag maar eens omdraaien: zijn jongeren niet werk-ready, of zijn werkgevers mogelijk nog niet jongeren-ready?

Meer lezen?

Factcheck: leveren medewerkers die 2 tot 6 jaar in dienst zijn echt de beste prestaties?

Dat je niet vanaf je eerste dag meteen zo productief bent als iemand die ergens al járen werkt, dat snapt iedereen. Maar hoe zit het verder? Is er een verband tussen hoe lang iemand ergens werkt en diens prestaties? Vanaf wanneer is iemand op volle snelheid aan de slag? En zit daar misschien ook een maximum aan? Oftewel: is er een tijd dat mensen beter om zich heen kunnen gaan kijken, omdat hun productiviteit begint af te nemen? En waar heeft dat dan mee te maken? Met ervaring, met de lengte van het dienstverband, of toch met leeftijd? Het zijn vragen die voor elke werkende van belang zijn, maar natuurlijk ook voor recruiters.

‘De meeste high performers zijn tussen de 2 en 6 jaar in dienst.’

Recent kwam Culture Amp met een heel serieus klinkend antwoord. Na onderzoek onder 462.000 werknemers in meer dan 1.500 bedrijven wereldwijd stelden ze dat werknemers de beste prestaties behalen als ze meer dan 2 maar minder dan 6 jaar in een functie actief zijn. ‘Deze “performance-piek” staat in groot contrast met de prestaties van werknemers met kortere dienstverbanden (0-1 jaar) en langere dienstverbanden (10+ jaar). In deze groepen worden veel minder high-performers aangetroffen’, zo concludeerde het bedrijf, waarbij ze de prestatiebeoordelingen in de eigen database analyseerden en matchten aan engagement-data.

‘Sweet spot’

‘Zo’n 2 tot 6 jaar in een baan blijkt de sweet spot voor de beste prestatiecijfers’, aldus Arne Sjöström, Regional Director, People Science EMEA bij Culture Amp. ‘Onze data tonen aan dat werknemers tijd nodig hebben om high performers te worden. Naarmate bedrijven betere processen en duidelijkere performance-verwachtingen ontwikkelen, wordt het makkelijker mogelijke high performers in kaart te brengen. Bedrijven kunnen er vervolgens veel aan doen om deze werknemers te stimuleren topprestaties te leveren door hulp van hun manager, het geven van erkenning en het creëren van nieuwe kansen.’

‘Onze data tonen aan dat werknemers tijd nodig hebben om high performers te worden.’

Sjöström noemt het ‘een gemiste kans’ als werknemers binnen de 2 jaar vertrekken, wat vooral in de tech- en ICT-sector geregeld lijkt te gebeuren. ‘Dat betekent dat ze vertrekken voordat ze maximaal hebben gepresteerd’, zegt hij. ‘Werkgevers die hebben geïnvesteerd in deze talenten, kunnen hen alweer zien vertrekken net op het moment dat ze hun potentieel beginnen waar te maken.’ Zo’n snel vertrek zou je dus koste wat kost moeten voorkomen, aldus Sjöström.

Nemen de prestaties echt af?

Tot zover weinig geks en verrassends. Maar het persbericht over het onderzoek hield dus niet op bij de stelling dat mensen tijd nodig hebben om tot prestaties te komen. Er was ook een andere kant van de medaille, en dat was de conclusie dat na een periode van 6 jaar de menselijke prestaties zouden beginnen af te nemen. Maar dan is de vraag: klopt dat wel? Zit ervaring op een gegeven moment in de weg? Begint dan verveling toe te slaan? Bestaat de beroemde seven year itch ook in de werkomgeving (al zou er dan misschien sprake zijn van een six year itch)? Iets wat overigens opvallend overeen lijkt te komen met het gemiddelde verloop.

Bestaat de beroemde seven year itch ook in de werkomgeving?

Anekdotisch zijn er vele verhalen van bekend. En uit serieus wetenschappelijk onderzoek blijkt ook wel enig bewijs te vinden voor een ‘omgekeerde U’ in zowel de relatie ervaring en prestaties, als in de relatie leeftijd en prestaties en de relatie ambtstermijn en prestaties: bij alle 3 is er een soort verband waarbij na aanvankelijk vaak relatief snelle stijging een piekniveau wordt bereikt, waarna een afvlakking of soms zelfs een daling in productiviteit waar te nemen is. Maar is het zo sterk als Culture Amp beweert, dat na 6 jaar de prestaties echt over hun ‘piek’ heen zijn? Daarvoor blijkt toch een stuk minder eenduidige wetenschappelijke evidentie te zijn.

Twee scholen

Grof gezegd zijn er hierin twee scholen te herkennen. De ene (de human capital theory) suggereert dat meer ervaring in een functie gewoon leidt tot meer skills en kennis, en dus automatisch ook tot betere prestaties, en dat die groei min of meer lineair blijft gedurende een loopbaan. De tweede stroming gelooft echter dat er na verloop van tijd altijd een afname van motivatie is waar te nemen die de prestatiegroei afzwakt, of zelfs ten negatieve keert. In de loop der jaren verschijnen er steeds wel onderzoeken die dan wel de eerste stroming, dan wel de tweede stroming meer gelijk geven.

Hoe langer iemand ergens werkt, hoe meer firm-specific human capital.

Recent onderzoek dat verscheen in Harvard Business Review pleitte duidelijk voor de eerste variant. Leeftijd heeft geen impact op prestaties, stelden de onderzoekers hier, maar hoe lang iemand bij een organisatie is wél. Hoe langer iemand ergens werkt, hoe meer firm-specific human capital, en dus hoe hoger de prestaties, zowel financieel als in operational excellence. En nee, daarbij vonden ze ook geen prestatiepiek na 6 jaar. ‘Ons onderzoek suggereert ook dat tijdelijke medewerkers geen vaste medewerkers zouden moeten vervangen. Als ze dat zouden doen, dan zouden organisaties veel toegevoegde waarde mislopen.’

Jaren op de teller

Volgens de onderzoekers is er een trend ‘in sommige HR-kringen’ om zoveel mogelijk vast personeel te willen vervangen door tijdelijke medewerkers. Maar organisaties zouden daar voorzichtig mee moeten omspringen, zeggen ze. Personeel met ervaring in de organisatie weten volgens hen sneller waar waarde toe te voegen. Meer jaren op de teller leidt doorgaans tot hogere kosten (lees: salarissen), maar die worden terugverdiend, zeggen ze. ‘Organisaties bestaan ​​om goede redenen, en traditionele vormen van werkgelegenheid creëren economische waarde en concurrentievoordeel.’

Organisaties bestaan ​​om goede redenen, en traditionele vormen van werkgelegenheid creëren waarde.’

Wie er even wat meer induikt, ziet al gauw heel wat andere onderzoeken op dit gebied (1, 2, 3, 4), vaak overigens meer inzoomend op de relatie tussen leeftijd en prestaties dan op de lengte van iemands dienstverband bij een organisatie. Ook is het wetenschappelijk onderzoek zelden zo specifiek dat de bovenkant van de omgekeerde U precies op 6 jaar zou liggen, of dat daar ook maar een piek zou zijn. Sterker nog: het meeste onderzoek – zeker als het rekening houdt met de teamsamenstelling – duidt er juist op dat meer bedrijfsspecifieke ervaring de prestaties van werkunits verhoogt.

Of toch?

Al lijkt er aan de andere kant hierin ook wel degelijk een soort balans te bestaan. Al is die dan niet altijd zozeer op individueel niveau, maar vaak meer op het niveau van de organisatie. Als het verloop té laag is, kan dit duiden op een ‘rigide’ arbeidsmarkt met een laag aanpassingsvermogen aan structurele veranderingen en een mogelijk schadelijk effect op de productiviteit, zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek.

Als het verloop té laag is, kan dit duiden op een ‘rigide’ arbeidsmarkt met een mogelijk schadelijk effect op de productiviteit.

En uit een meta-analyse van twee professoren van de Universiteit van Hong Kong en de Universiteit van Georgia bleek bovendien dan weer dat de lengte van het dienstverband grotendeels géén verband houdt met kernprestaties, innovatief gedrag en contraproductief werkgedrag, en slechts lichtjes met wat ze noemden ‘citizenship’. Dus ook geen positief verband. Hun onderzoek ondersteunde daarnaast de hypothese dat langere dienstverbanden ertoe leidden dat mensen zich eerder gingen vervelen of minder gemotiveerd raakten. Al hing dit ook weer sterk samen met de complexiteit en uitdagendheid van het werk.

Afnemende meeropbrengst

En dan was er ook nog min of meer recent Belgisch onderzoek. De wetenschappers hier vonden inderdaad – zoals verwacht – een ‘curvilineaire’ relatie tussen de lengte van het dienstverband en productiviteit. Oftewel: hoe langer iemand in dienst is, hoe productiever. Maar de meeropbrengst neemt wel af met de tijd, lieten ze duidelijk zien. En ook hier: het hangt wel sterk af van de complexiteit van het werk en andere ‘bedrijfsspecifieke kenmerken’. De onderzoekers grepen hun resultaten overigens wel aan om onder meer vraagtekens te zetten bij beloningssystemen die anciënniteit automatisch extra belonen.

Als er al zoiets zou bestaan als peak performance, dan is het veel te stellig om die op maximaal 6 jaar te leggen.

Maar laten we nu even teruggaan naar de vraag waar we dit artikel mee begonnen: gaan na 6 jaar dienstverband de prestaties al achteruit? Is dan de performance-piek achter de rug, zoals Culture Amp beweert? Het mag uit hun data misschien blijken, de algemeen aanvaarde wetenschap is er toch een stuk minder van overtuigd. Als er al zoiets zou bestaan als peak performance in een bepaalde lengte van het dienstverband, dan is het veel te stellig om die op maximaal 6 jaar te leggen. We beoordelen de claim dan ook als: niet overtuigend bewezen.

Lees ook

Ruim helft neemt nog geen maatregelen tegen bias (en 4 experts over hoe je dat wél kunt doen)

Hoewel 28% van de HR-beslissers aangeeft dat hun organisatie processen hanteert om eerlijke werving te waarborgen, benut een groot deel eenvoudige technieken nog nauwelijks. Zo verwijdert slechts 17% gender- of leeftijdsgebonden taal uit vacatureteksten, en hanteert maar 19% gestructureerde interviews met identieke vragen voor alle kandidaten. Andere effectieve maatregelen om bias tegen te gaan, zoals blinde sollicitatiebrieven (6%) en werven zonder cv (4%), worden nog veel minder toegepast, blijkt uit recent onderzoek van Indeed.

‘De praktijk laat zien dat veel bedrijven hierin nog flinke stappen kunnen zetten.’

‘Eerlijke werving vormt een cruciaal onderdeel van inclusiviteit op de werkvloer, maar de praktijk laat zien dat veel bedrijven hier nog flinke stappen in kunnen zetten’, reageert Stan Snijders, Managing Director Benelux bij Indeed. ‘Met eenvoudige aanpassingen in het wervingsproces kunnen organisaties al een groot verschil maken.’ Welke stappen dat zijn, daarover schreef de vacaturesite een uitgebreid onderzoeksrapport, inclusief gedetailleerde inzichten en praktische aanbevelingen van verschillende experts. Welke tips delen zij zoal? Een korte eerste impressie.

#1. ‘Focus je alleen op het strikt noodzakelijke’

Wie? Dr. Marcia Goddard is een neurowetenschapper met een missie. Na het behalen van haar PhD in neurowetenschap werkte zij als assistent-professor. Zij verliet de academische wereld om haar kennis en kunde te richten op het overbruggen van de kloof tussen wetenschap en werkvloer.

Visie? Alles begint met bewustwording en dus adviseer ik allereerst een goede training voor iedereen, managers en medewerkers. Dat lijkt misschien een open deur, maar het is enorm belangrijk dat we serieus begrijpen wat bias is en welke gevolgen het heeft. Als je het snapt, dan kun je met elkaar erover praten en een strategie bepalen hoe je de impact van vooroordelen kunt verminderen. Verder moet je er vanaf het begin voor zorgen dat er diversiteit is in de groep die verantwoordelijk is voor werving en selectie. Bepaal met elkaar een kleine set kenmerken die écht belangrijk zijn om de rol met succes vorm te geven. Houd het zo zuiver mogelijk. Focus je alleen op het strikt noodzakelijke, de must-haves. Selecteer niet op onderbuikgevoelens, maar op vaardigheden en kennis.’

‘Ik zou sowieso adviseren te stoppen met het vragen naar een cv.’

‘Wat ik een hele handige vind, is een tool die je helpt om vacatureteksten inclusiever te schrijven. Ik zou sowieso adviseren te stoppen met het vragen naar een cv. Je krijgt een veel beter beeld van geschiktheid als je vraagt naar work samples, bewijzen van bekwaamheid. Daarmee kan een kandidaat aantonen te beschikken over de kennis en de ervaring waarnaar jij op zoek bent. Verder is mijn tip te werken met vaste, gestructureerde interviews die bij elke kandidaat dezelfde set aan vragen bevat. Persoonlijke vragen zijn een broeinest voor bias, dus die kun je het best vermijden. Wel zo eerlijk, en je doet daarmee ook neurodivergente kandidaten een plezier. Zij weten vaak niet goed wat zij aan moeten met dat soort ‘vage’ vragen.’

Nog een tip? ‘Ook de selectie kan je het best doen met een team waarin voldoende diversiteit is. Wat goed werkt, zijn scorecards die teamleden los van elkaar, gerandomiseerd invullen. Scorecards zijn in de meeste ATS systemen ingebouwd en kunnen dus ook gemakkelijk verwerkt worden in je recruitmentproces. Na het invullen maakt het systeem automatisch een ranking van de meest geschikte kandidaten. Stel de antwoorden stuk voor stuk ter discussie. Geef een persoon in het team de rol van advocaat van de duivel die elk oordeel uitdaagt. En vergeet niet diegene expliciet toestemming te geven om dat te doen, want de meeste mensen zijn gericht op harmonie en vinden het lastig om zaken op scherp te stellen.’

#2. ‘Peil eerst wat er leeft’

Wie? Als gecertificeerde DEI-trainer/consultant zet Vivian Acquah CDE® zich in om de onderwerpen welzijn op het werk en DEIB+ (Diversiteit, Gelijkwaardigheid, Inclusie en Saamhorigheid) toegankelijker te maken voor iedereen bij klanten als Heineken, Google, Indeed, Deloitte, TIBCO, Cargill, Swift, Acrolinx, KLM en Zalando.

Visie?Het kweken van kennis en bewustzijn in de hele organisatie is een belangrijke factor. Vaak reageren we intuïtief en onbewuste vooroordelen zijn hardnekkig. Veel mensen hebben geen idee hoe hun opmerkingen overkomen op de ander. Uitspraken als: ‘Wat spreek jij goed Nederlands’, ‘Wat ben je lekker assertief voor een vrouw’, of ‘Wat weet je veel van A.I. voor iemand van jouw generatie’, zijn misschien als compliment bedoeld, maar de onderliggende boodschap is dat je afwijkt van de norm. En dan versterkt het juist het gevoel van anders zijn of zelfs uitsluiting.’

‘Goedbedoelde complimenten kunnen juist het gevoel van anders zijn of zelfs uitsluiting versterken.’

Daarom is het cruciaal om werknemers en leidinggevenden op alle niveaus continu te trainen en te blijven ontwikkelen. Een krachtige interventie hierbij is gebruik te maken van virtual reality. Met een VR-bril kunnen mensen aan den lijve ervaren hoe het is om geconfronteerd te worden met de impact van exclusie op de werkvloer. Een ervaring die letterlijk je blikveld verruimt. Je kruipt als het ware in de huid van de ander en voelt zelf wat een schijnbaar onschuldige opmerking met jou persoonlijk doet. Dankzij dit soort trainingen worden werknemers zich meer bewust van de impact van exclusie zoals vooroordelen, microagressie en ongewenst gedrag. En ze leren hoe het beter kan.’

Nog een tip? ‘Een cultuur van inclusie en saamhorigheid neerzetten doe je echt samen. Daarom adviseer ik altijd voordat je begint goed te peilen wat er leeft bij je medewerkers. Waar lopen ze tegenaan en waar liggen de behoeften? Doe een nulmeting en kijk wat er goed gaat en wat verbeterd moet worden. Op basis daarvan stel je duidelijke doelen, bepaal je meetpunten en blijf deze evalueren. Dan weet je precies wat werkt en wat niet en welke vooruitgang je boekt. Dat geeft duidelijkheid en het motiveert enorm.’

#3. ‘Het is niet in een jaar op te lossen’

Wie? Met bijna 20 jaar internationale leiderschapservaring in de bankensector zet Sergio Panday zich in voor het vergroten van etnoculturele diversiteit in de bedrijfstop. Als mede-oprichter van Roots Inspire helpt hij bedrijven bij het aantrekken, behouden en laten doorstromen van etnocultureel talent.

Meer dan de helft van de HR-beslissers (51%) neemt geen maatregelen tegen bias in het wervingsproces, blijkt uit recent onderzoek van Indeed. Hoe je dat wél kunt doen? Vier experts spreken zich uit.

Visie? ‘Net als bij elke belangrijke beslissing in een organisatie, is het noodzakelijk een business case te maken van je diversiteitsstrategie. Wat is je huidige situatie, hoe ziet je talentpool eruit, waar zit het onbenutte potentieel en wat gaat dat je opleveren? Dan komt de uitvoering en daarin is het allerbelangrijkst dat er duidelijke sponsors zijn vanuit de top van de organisatie. Mensen met invloed die zich hard maken voor het beleid en dit in alles wat ze doen uitdragen. Het is niet in een jaar op te lossen, dus het zal verankerd moeten zijn in de strategie.’

‘Het mooie is, het is altijd tweerichtingsverkeer. Op hun beurt krijgen deze sponsoren ook nieuwe inzichten.’

‘Wat goed werkt, is rolmodellen in leidinggevende posities een podium geven en zo zichtbaar maken wat er mogelijk is. Als je deze rolmodellen intern niet hebt, dan kun je ze extern vinden. Op onze programma’s zetten we deze rolmodellen in als mentors, zodat etnisch divers talent kan sparren met leiders die zelf een etnische achtergrond hebben om zo te leren van hun kennis, inzichten en ervaringen. Het talent krijgt hierdoor vaak meer zelfvertrouwen in hun capaciteiten. Ze leren hoe zij barrières kunnen overwinnen en zichzelf beter kunnen profileren in hun organisatie. En het mooie is, het is altijd tweerichtingsverkeer. Op hun beurt krijgen deze sponsoren ook nieuwe inzichten.’

Nog een tip? ‘Als de focus bij benoemingen verschuift van “het beste individu” (vaak net iets te veel een kopie) naar “de beste toevoeging aan het team”, kan dat al een flinke stap in de richting van een echte meritocratie zijn. Ik zeg hier bewust “toevoeging” en niet degene die het beste in het team “past”, want dan zijn we vaak toch weer terug bij af.’

#4. ‘Reken af met menselijke arrogantie’

Wie? Van nature is Charlotte Melkert kritisch op onlogische of oneerlijke praktijken. Als mede-oprichter van Equalture, een snelgroeiende Nederlandse HR-tech scale-up, opgericht met haar zus Fleur, zet ze neurowetenschappen en gamification in voor onbevooroordeelde werving. Haar visie op competentiegericht werven vertaalde zich in haar boek Beyond Resumes: A Blueprint For Competency-Based Hiring (2024).

Meer dan de helft van de HR-beslissers (51%) neemt geen maatregelen tegen bias in het wervingsproces, blijkt uit recent onderzoek van Indeed. Hoe je dat wél kunt doen? Vier experts spreken zich uit.

Visie? ‘We laten eerst huidige medewerkers onze competentiegames maken. We tonen hiring managers dat wat zij belangrijk vinden, zoals intelligentie, overeenkomt met onze metingen – zonder naar opleiding te kijken. Initieel laten we cv’s en competentiegames naast elkaar lopen. Dit laat zien dat perfecte cv-kandidaten soms slecht scoren in de testen, en andersom. Zo doorbreken we vastgeroeste denkpatronen. Achteraf analyseren we welke mensen zijn aangenomen. Managers zien dan vaak dat kandidaten met het juiste opleidingsniveau maar minder goede testresultaten inderdaad onderpresteren.’

‘We overschatten ons vermogen om mensen te beoordelen.’

‘Om hiring managers mee te krijgen, zijn data én verhalen cruciaal. We merken dat mensen het lastig vinden als een algoritme betere beslissingen neemt dan zijzelf. Dit raakt onze menselijke arrogantie. Dit fenomeen heet ‘overconfidence bias‘. We overschatten ons vermogen om mensen te beoordelen. Dit confronteert mensen met een ongemakkelijke waarheid: de vertrouwde werkwijze die ze jarenlang hebben gevolgd, schiet tekort. Voor wie gewend is zelf de touwtjes in handen te hebben, voelt dit als een aanval op zijn beoordelingsvermogen. Het is niet makkelijk om toe te geven dat je misschien niet altijd de beste beoordelaar bent. Maar het is wel nodig om te groeien en betere beslissingen te nemen. Uiteindelijk gaat het erom dat we de juiste mensen op de juiste plek krijgen.’

Nog een tip? ‘Zoek een afdeling waar de pijn het grootst is, bijvoorbeeld waar veel verloop is of waar het door de krapte op de arbeidsmarkt erg moeilijk is om nieuwe collega’s te vinden. Daar staan managers vaak open voor verandering. Begin dan klein met competentiegericht werven. Bedenk: welke 3 skills ga je echt missen bij een vertrekkende medewerker? Welke vaardigheden van de vertrekkende medewerker zijn onvervangbaar? En welke eigenschappen ga je niet missen?Bouw vervolgens één succesje op. Andere managers worden dan vanzelf nieuwsgierig. Confronteer met data. Toon aan dat niet altijd de slimste personen of hoogst opgeleiden het best presteren. Over data kun je niet discussiëren. Zo kun je geleidelijk overstappen naar een eerlijker en effectiever wervingsproces.’

Meer weten?

Lees het hele onderzoek

Indeed Diversiteit

Lees ook

Doel van kabinet ‘volstrekt onhaalbaar’: zeker geen 1 miljoen ICT’ers in 2030

Het vorige kabinet was er duidelijk over: Nederland heeft in 2030 zeker 1 miljoen ICT-geschoolden nodig. Dat komt neer op zo’n 10% van de gehele werkzame beroepsbevolking. En halen we dat niet, dan zal steeds meer dienstverlening vertraging oplopen en kan de concurrentiepositie van Nederland wel eens onder druk komen te staan, zo vreesden de vorige bewindslieden. ‘De instroom in het bètatechnisch onderwijs moet dus omhoog, de aansluiting tussen het bètatechnisch onderwijs en de arbeidsmarkt moet beter en werkgevers en overheid willen technisch personeel in de techniek en ICT behouden’, zo schreven zij.

Zelfs in het meest optimistische scenario zou Nederland in 2030 nog geen miljoen ICT’ers tellen.

Bij het nieuwe kabinet is van die ambitie echter weinig meer te bespeuren. En uit nieuw onderzoek van arbeidsmarktdataspecialist Intelligence Group en HR-tech dienstverlener HeadFirst Group blijkt dat het doel ook steeds verder uit zicht raakt. Zelfs in het meest optimistische scenario van ‘explosieve groei’ zou Nederland in 2030 slechts maximaal 862.000 ICT’ers tellen, zo stellen de onderzoekers. In meer waarschijnlijke scenario’s ligt het aantal veel lager: tussen de 628.000 en 783.000. Maar zelfs een scenario van krimp naar 452.000 ICT’ers (oftewel: 4,3% van de beroepsbevolking) achten de onderzoekers niet onrealistisch.

Nu: ruim een half miljoen ICT’ers

Uit de nieuwste Talent Monitor blijkt dat de ICT-beroepsbevolking in Nederland in het derde kwartaal van 2024 ongeveer 583.000 personen telt. Dit komt neer op zo’n 6% van de totale werkzame beroepsbevolking. Geert-Jan Waasdorp, directeur en oprichter van Intelligence Group: ‘Sinds 2022 is de groei in het aantal ICT’ers vrijwel tot stilstand gekomen. Richting 2030 lijkt stabilisatie het meest voor de hand te liggen, mede door structurele krapte op de arbeidsmarkt, waardoor het lastig is zij-instromers bij of om te scholen. Bovendien hebben sectoren zoals de zorg, het onderwijs en de techniek een concurrerende vraag naar arbeidskrachten.’

‘Nuance: als de A.I.-trend zich doorzet, zal de vraag naar vooral developers op termijn afnemen.’

HeadFirst Group-CEO Marion van Happen ziet overigens wel ruimte voor wat nuance bij de behoefte van 1 miljoen ICT’ers. ‘Als de A.I.-trend zich doorzet – en die verwachting is reëel – zal de vraag naar vooral developers op termijn afnemen. In Nederland zal de A.I.-adoptie geleidelijk verlopen, waardoor de impact op de vraag naar ICT’ers tot 2025 beperkt blijft. Maar dit betekent wel dat we het doel van 1 miljoen ICT’ers in 2030 misschien niet hoeven te halen om de digitale transitie succesvol te realiseren. Al blijft het nodig om groei in de ICT-beroepsbevolking te stimuleren, want A.I. kan de vraag naar ICT’ers niet volledig vervangen.’

Meer weten?

De volledige Talent Monitor over ICT’ers is hier te downloaden

Talent Monitor ICT

Lees ook

‘Employer branding blijft nog te vaak steken op operationeel niveau’

Een strategische, misschien zelfs holistische employer branding-aanpak? Het is in Nederland nog steeds een zeldzaamheid. Veel vaker is de benadering van employer branding nog behoorlijk operationeel, constateert consultant Yves Pilet, na benchmark-onderzoek onder ruim 60 organisaties. ‘De inspanningen op bijvoorbeeld sociale media leveren wel enige zichtbaarheid op, maar het schort vaak aan diepgaande en gerichte metingen om de effectiviteit goed te evalueren. Uit interviews blijkt dat werkgevers weliswaar enkele KPI’s hanteren, maar dat deze vaak niet juist of voldoende zijn afgestemd op het werkelijke succes van de inspanningen.’

https://www.yvespilet.com/nl/employer-brand-benchmark

Dit leidt ertoe dat belangrijke strategische inzichten onbenut blijven, concludeert Pilet. ‘Employer branding wordt voornamelijk ingezet om nieuwe medewerkers aan te trekken, zonder sterke focus op het behoud en de betrokkenheid van huidige medewerkers. De nadruk ligt vooral op het externe employer brand. Hierdoor wordt employer branding nog niet volledig strategisch en geïntegreerd ingezet om ook interne merkontwikkeling en medewerkerstevredenheid te versterken.’

Kwalitatieve krapte

Een gemiste kans, denkt hij. Niet alleen vanwege de kwantitatieve krapte op de arbeidsmarkt, maar ook vanwege de kwalitatieve. ‘De snelle vooruitgang in technologie verhoogt de vraag naar specifieke technische en digitale vaardigheden. Bovendien groeit met het huidige brede scala aan generaties in het personeelsbestand de behoefte aan een veelzijdige benadering in leiderschap en motivatie. Plus: duurzaamheid wordt steeds belangrijker, vooral voor jonge generaties. Dit draagt ook bij aan de kwalitatieve krapte, waarbij werkgevers een geloofwaardig duurzaamheidsverhaal moeten communiceren.’

De benchmarkresultaten tonen trouwens aanzienlijke verschillen in de strategische benadering van employer branding per sector. De sector industrie onderscheidt zich bijvoorbeeld door een behoorlijk geïntegreerde aanpak, merkt Pilet, ‘waarbij employer branding strategisch is ingebed in de algemene bedrijfsstrategie.’ Dit is echter heel anders in de ICT-sector. ‘Die zet voornamelijk in op het formuleren en communiceren van een sterke Employer Value Proposition (EVP) als kern van haar employer branding-strategie.’

‘De benadering van employer branding blijft vaak nogal operationeel, zonder een fundamentele strategische onderbouwing.’

In de publieke sector ligt de nadruk dan weer sterk op het externe aspect van het employer brand, ‘terwijl een diepere strategische integratie ontbreekt‘, zoals Pilet het noemt. En ook de sector gezondheids- en welzijnszorg blijft overwegend beperkt tot ‘een operationele benadering van employer branding, zonder een fundamentele strategische onderbouwing’, aldus de onderzoeker.

Meer datagedreven aanpak nodig

Om een effectief employer brand op te bouwen en te behouden, moeten organisaties dit benaderen als een strategische pijler, zegt Pilet. ‘Dit begint met de prioritaire doelgroepen en hun specifieke verwachtingen identificeren, gevolgd door het formuleren van een datagedreven EVP en een coherente strategie die ondersteund wordt door een gestructureerde aanpak voor monitoring en evaluatie, zodat je het employer brand voortdurend kunt bijsturen en versterken. Alleen zo krijg je een insteek die verder gaat dan alleen externe communicatie, maar ook de interne merkontwikkeling en duurzame medewerkerstevredenheid bevordert.’

Veel werkgevers benaderen employer branding nog altijd behoorlijk operationeel, in de zin van: campagnes om mensen te werven. Een meer strategische en datagedreven aanpak is hard nodig, stelt Yves Pilet, na onderzoek.

‘Medewerkers zoeken niet langer alleen een baan, maar een plek waar ze zichzelf kunnen ontplooien.’

Volgens Pilet zouden werkgevers bovendien ‘zelfontwikkeling’ vaker centraal mogen stellen in hun strategie. ‘Zelfontwikkeling is een steeds belangrijker thema op de arbeidsmarkt. Medewerkers zoeken niet langer alleen een baan, maar een plek waar ze zichzelf kunnen ontplooien, hun vaardigheden kunnen verbeteren en hun professionele ambities kunnen realiseren. Door zelfontwikkeling centraal te stellen in je EVP, creëer je een onderscheidend werkgeversmerk dat niet alleen aansluit bij de verwachtingen van talent, maar ook de strategische doelen van jouw organisatie ondersteunt.’

Meer weten?

Download de volledige benchmark ‘Is jouw employer brand klaar voor de toekomst?’

Benchmark

RMA en bouw van actieve talentpools blijken bepaald nog geen usance

Recruitment marketing automation is als term al een tijdje aan een behoorlijke opmars bezig. Iedereen lijkt erover te praten, Maar de daadwerkelijke implementatie ervan? Dat blijkt toch een ander verhaal, aldus recent onderzoek van UP onder 1.500 deelnemers. Uit de eerste editie van hun zogenoemde Trendrapport blijkt bijvoorbeeld dat 59% weliswaar over een kandidatenbestand beschikt, maar hier slechts incidenteel contact mee onderhoudt. Daarentegen beschikt slechts 9% over actieve talentpools met regelmatige communicatie. En slechts 15% deelt regelmatig gepersonaliseerde content.

Nog wat ontnuchterende cijfers uit het allereerste RMA-trendrapport:

  • 32% van de respondenten zegt nog voornamelijk te vertrouwen op jobboards en spontane sollicitaties die daarop al dan niet volgen.
  • Als het gaat om content, deelt 64% voornamelijk vacatures en functieomschrijvingen.
  • Slechts 32% deelt blogs en nieuwsbrieven, maar zonder hierbij een duidelijke strategie te hanteren.
  • En alleen van de resterende 4% kan gezegd worden dat ze een strategische contentmix hebben die continu talent verleidt en bindt.
  • Ook als het gaat om de frequentie van het contact is er nog veel te verbeteren. Zo zegt 60% alleen te communiceren bij openstaande vacatures.
  • Nog eens 25% deelt af en toe content zonder vaste regelmaat.
  • En slechts 15% deelt regelmatig gepersonaliseerde content.
  • Hebben we het over personalisatie, dan is sowieso ook hier de voortgang nog beperkt. Zo communiceert 38% naar eigen zeggen generiek met de doelgroep, zonder personalisatie.
  • Nog eens 42% personaliseert handmatig, wat dus echter niet schaalbaar is.
  • En slechts 20% gebruikt volledig gepersonaliseerde, op gedrag gebaseerde communicatie.

Veranderende cookieregels

Opvallende resultaten, zegt Caroline Pols, oprichter van UP en hoofddocent van de opleiding Recruitment Marketing Automation bij de Academie voor Arbeidsmarktcommunicatie. ‘Ons onderzoek onthult dat veel organisaties nog afhankelijk zijn van externe data voor hun recruitmentprocessen. Met de veranderende cookieregels is het echter cruciaal om zelf sterke actieve talentpools op te bouwen. Bedrijven die investeren in transparante, kandidaatgerichte oplossingen blijven de concurrentie een stap voor.’

Veel organisaties benutten de kracht van inspirerende content nog onvoldoende.’

Door proactief een eigen talentpool op te bouwen en deze betrokken te houden met waardevolle content, kun je als werkgever een directe verbinding met talent onderhouden zonder afhankelijk te zijn van externe platformen, zegt ze. ‘Veel organisaties benutten de kracht van inspirerende content nog onvoldoende. Door een strategische mix van contentvormen te implementeren, zoals verhalen, video’s en nieuwsbrieven, kunnen bedrijven kandidaten enthousiasmeren en hen warm houden, zelfs als er geen directe vacature is.’

Dat zoveel organisaties focussen op ‘generieke, incidentele communicatie’ wijst volgens Pols erop dat ‘er veel potentieel onbenut blijft.’ Hoe dat potentieel wel te benutten? ‘Door continu en op een persoonlijke manier in contact te blijven met kandidaten, kunnen bedrijven langdurige relaties opbouwen en talent effectief binden. Dit vergt echter wel de juiste data-infrastructuur en Recruitment Marketing Automation-tools’, zegt ze.

Weinig inzicht in gedrag kandidaat

Uit het onderzoek blijkt dat nog weinig bedrijven inzicht hebben in het gedrag van kandidaten op hun site, en daardoor ook weinig zicht hebben op wat hun interesseert en wat niet. Zo zegt 70% het gedrag van kandidaten helemaal niet te volgen en 27% weliswaar gedragsdata te verzamelen, maar deze niet actief te benutten. Slechts 3%volgt en benut kandidaat gedrag om gerichte content te bieden. Zonde, want zouden meer organisaties dat doen, dan zouden ze ‘kandidaten beter kunnen begrijpen en gerichte communicatie kunnen inzetten op basis van hun voorkeuren en engagement’, aldus Pols.

24% zegt het moeilijk te vinden om gekwalificeerde kandidaten te vinden.

Sowieso vinden organisaties het moeilijk om op een actieve manier met talentpools om te gaan, blijkt uit het onderzoek. Van de respondenten zegt bijvoorbeeld 56% te ervaren dat het verleiden van kandidaten met content een uitdaging is. Nog eens 20% worstelt met regelmatig contact in de talentpool. En 24% zegt het moeilijk te vinden om gekwalificeerde kandidaten te vinden. ‘Dit onderstreept het belang van een gestructureerde en datagedreven contentstrategie, ondersteund door Recruitment Marketing Automation‘, benadrukt Pols.

Nog veel potentieel

Op dat gebied is er echter nog wel wat werk te verzetten, ziet ze ook. Zo zegt bijna twee derde van de respondenten (65%) geen gebruik te maken van Recruitment Marketing Automation of geautomatiseerde tools., terwijl 31% wel enkele geautomatiseerde tools zegt te hebben, maar desondanks vooral handmatig werkt. En opnieuw is het slechts een heel klein percentage (4%) dat Recruitment Marketing Automation benut om kandidaten door de funnel te volgen en te activeren. ‘Het potentieel van automatisering in de recruitmentstrategie is voor veel organisaties nog onbenut’, concludeert Pols dan ook optimistisch.

Daarin wordt ze ondersteund door recente regelgeving. Het uitbannen van zogeheten third party cookies geeft actieve talentpools de wind in de rug, ziet ze. Dat blijkt ook uit het onderzoek, waarin 73% zegt te willen investeren in een eigen talentpool om minder afhankelijk te zijn van andere partijen. ‘Met de beperkingen op het gebruik van externe cookies en data wordt de afhankelijkheid van derde partijen voor veel bedrijven riskant’, aldus Pols. ‘Zo’n driekwart van de respondenten is zich hiervan bewust en wil daarom investeren in een eigen talentpool om wendbaar en onafhankelijk te blijven in het aantrekken en activeren van talent.

Meer weten?

Download hier het hele onderzoek:

RMA-Trendrapport

rma trendrapport

Meer leren?

Volg de masterclass Recruitment Marketing Automation, ‘De juiste boodschap op het juiste moment’:

Masterclass

Waarom werknemers A.I. meer vertrouwen dan HR (en wat HR hiervan kan leren)

Wie vertrouw je meer als het erom gaat om jou te beoordelen: iemand die je nauwelijks kent, of een computer? Recent onderzoek van ServiceNow windt er geen doekjes om: meer dan de helft van de werknemers geeft aan nu al meer vertrouwen te hebben in het oordeel van A.I.-systemen dan in dat van menselijke HR-professionals.

Meer dan 75% verkiest op A.I.-gebaseerde prestatiebeoordelingen boven de feedback van managers.

Sterker nog, 60% van de werknemers geeft aan dat ze A.I. vertrouwen bij belangrijke beslissingen zoals beoordelingen over mensen. Zoals in recruitment. Een even groot deel vindt A.I.-gegenereerde prestatiedoelen nuttig. En meer dan 75% van de werknemers zou op A.I.-gebaseerde prestatiebeoordelingen verkiezen boven traditionele feedback van managers. Waarom? Omdat het bij zulke A.I.-systemen niet alleen over cijfers gaat, maar over meetbare en transparante criteria. En ze vooroordelen op basis van ras, geslacht of leeftijd in theorie kunnen vermijden, en het niet alleen gaat om wie iemand aardig vindt.

Kunstmatige intelligentie neemt beslissingen op basis van data, zonder voorkeuren of emoties. En of het nu gaat om prestatiebeoordelingen, salaris of promoties: werknemers zien A.I. als eerlijker en consequenter. Wat betekent dat voor recruiters? vertrouwen

Laat de A.I. maar beslissen

Al eerder bleek bijvoorbeeld uit een survey van de Universiteit van Amsterdam dat mensen beslissingen die automatisch door A.I. worden genomen, vaak op gelijke voet stellen met beslissingen door menselijke experts. Dit heeft onder meer te maken met ‘uitlegbaarheid’. Mensen vinden het vaak lastig om hun beslissingen uit te leggen. Daarentegen kun je A.I. eenvoudig vragen waaróm ze een kandidaat hebben geselecteerd of waarom het iemand op een bepaalde manier heeft beoordeeld.

A.I. neemt beslissingen op basis van feiten, niet op gevoel.

Ook blijkt bijvoorbeeld dat vooral vrouwen een voorkeur hebben voor A.I. in sollicitatieprocessen. Ze vrezen dat een menselijke recruiter hen misschien onterecht benadeelt, bijvoorbeeld door vooroordelen over gender. Dan lijkt A.I. een neutraler alternatief. A.I. neemt immers beslissingen op basis van feiten, niet op gevoel. Dat maakt het eerlijker – in de ogen van veel werknemers.

vertrouwen

A.I. als persoonlijke coach

Opvallend in het onderzoek is dat A.I. niet alleen als goede beslisser wordt gezien, maar ook stevige groei laat zien in een andere rol: die van persoonlijke coach. Van prestatiedoelen stellen tot loopbaanadvies, meer dan 60% van de werknemers vindt deze functionaliteiten van A.I. nuttig. Waar menselijke managers soms beperkt tijd of inzicht in hun medewerkers hebben, staat A.I. altijd klaar met praktische, datagedreven adviezen en feedback. Daardoor voelen werknemers zich gehoord en ondersteund.

Zelfs in de meest ‘menselijke’ processen van werk, zoals onboarding of feedback, krijgt technologie de voorkeur.

Een ander opvallend gebied waar A.I. uitblinkt, is onboarding. Bijna 70% van de werknemers zegt zich namelijk comfortabel te voelen met een A.I.-systeem dat hen begeleidt tijdens hun eerste dagen in een nieuwe baan. Van simpele vragen als ‘Hoe plan ik een meeting?’ tot uitgebreide introducties in het bedrijfsbeleid: A.I. biedt snelle en consistente antwoorden. Dit onderzoek zegt daarmee eigenlijk 2 dingen: enerzijds veel vertrouwen in A.I., maar anderzijds wellicht ook weinig vertrouwen in menselijke (HR-)professionals. Zelfs in de meest ‘menselijke’ processen van werk, zoals onboarding of prestatiefeedback, krijgt technologie de voorkeur.

A.I. bevordert vertrouwen van werknemers

Betekent dit dat HR en de HR-medewerker overbodig worden? Absoluut niet. Het betekent vooral dat A.I. het vertrouwen van werknemers bevordert, in plaats van het tegenovergestelde. Verrassend, want dat neemt veelvoorkomende vooroordelen over A.I. weg. De gedachte dat kunstmatige intelligentie de wereld vernietigt, verdwijnt blijkbaar steeds verder naar de achtergrond. Investeer je er niet in, loop je mogelijk kansen mis om vertrouwen op te bouwen. Speel dus op de trend in door bijvoorbeeld:

  • Te investeren in A.I.-onboardingtools. Probeer pilotprogramma’s uit en verzamel feedback van medewerkers. Populaire tools zijn bijvoorbeeld RipplingTriNet en de oplossing voor employee journey management van onderzoeker ServiceNow.
  • Een hybride aanpak te proberen. Wil je nog niet volledig overstappen? Maak dan gebruik van A.I. voor de taken waarin het uitblinkt (zoals data-analyse en consistente feedback). Blijf daarnaast de menselijke aanpak behouden bij complexe beslissingen.
  • Te experimenteren met A.I. voor prestatiebeoordelingen. Gebruik AI-tools zoals Campbell of DeepReview om prestatiebeoordelingen voor het komende jaar te verbeteren. Vul deze in met menselijke interactie, maar zet A.I. in voor data-analyse om het vertrouwen van werknemers te vergroten.
  • Je afdeling te trainen in het werken met A.I. Denk je erover nieuwe tools in te zetten? Dan moeten professionals leren werken met de technologie. Zorg dan ervoor dat je jouw team traint, zodat iedereen soepel omgaat met een transitie.

Oppassen voor over-trust 

Te veel vertrouwen in A.I. brengt, logischerwijs, ook risico’s met zich mee. Hoe meer we het als onpartijdig en objectief bestempelen, hoe meer verwachtingen over eerlijkheid we krijgen. Dat wordt een balanceeract: hoe gebruiken we A.I. zo effectief mogelijk, maar blijven we scherp op risico’s? Zoals Mischa Coster, mediapsycholoog, in zijn literatuurstudie voor Marketingfacts zegt: ‘A.I. is geen bron, het is een slim medium. Junk in = Junk out. Dus de volgende keer dat je met A.I. communiceert, let dan op mogelijke betrouwbaarheidsindicators en vergeet niet je vertrouwen in evenwicht te brengen met een gezonde dosis scepsis.’

Meer weten?

Op 28 november vindt bij Headfirst in Hoofddorp het Jaarcongres AI & Recruitment plaats, dat zich met name richt op de gevolgen van de opkomst van A.I. voor de recruitmentwereld. 

AI & Recruitment

Lees ook:

Aantal werkenden in Nederland zeker 7% groter dan nu gemeten

‘Je weet niet wat je niet meet’ en ‘je kunt niet managen wat je niet meet’ zijn 2 gevleugelde gezegdes in managementboeken. Net zo zouden uitspraken als ‘Bijna 1 op de 4 werkenden in Nederland die de Nederlandse taal niet machtig zijn, worden niet ondervraagd door het CBS’ en ‘In Nederland werken 670.000 mensen meer dan we nu weten’ ons beeld over hoe we kijken naar de Nederlandse arbeidsmarkt serieus moeten beïnvloeden. Eerst maar even de feiten:

  • Nederland heeft vandaag de dag 9,8 miljoen geregistreerde werkenden.
  • Nederland heeft vandaag zo’n 670.000 niet-geregistreerde werkende arbeidsmigranten (legaal).
  • Tussen de 20 en 25% van alle werkenden in Nederland wordt nooit ondervraagd. Antwoorden van Nederlandstaligen worden geprojecteerd op deze groep.
  • Het EBB (de Enquête beroepsbevolking) van het CBS is alleen beschikbaar in het Nederlands. Niet-Nederlandstaligen kunnen niet meedoen.

Wat weten jullie van arbeidsmigranten?

Een jaar geleden, op de Duitse beurs Zukuft Personal, kreeg ik voor het eerst de vraag of Intelligence Group ook informatie had over het bereiken en verleiden van arbeidsmigranten in Duitsland. Helaas hadden we die data niet, maar toen daalde wel het besef in dat we dat ook niet in Nederland onderzochten. Ondanks dat we onze onderzoeken in 19 talen hebben en uitvoeren, onderzoeken we ook in Nederland alleen in het Nederlands. En daarmee sluiten we een heel groot gedeelte uit van de mensen die een essentieel deel uitmaken van de Nederlandse beroepsbevolking.

Door arbeidsmigranten uit te sluiten krijg je een onvolledig beeld van de arbeidsmarkt.

Een déjà vu met 2010. Toen, 15 jaar geleden dus, zijn we namelijk pas zzp’ers mee gaan nemen in onze onderzoeken. Gelukkig maar, want zzp’ers vormen momenteel ruim 12% van de werkende beroepsbevolking. Maar dat beseffende, is het helemaal schokkend dat we migranten onvoldoende meenemen, terwijl zij inmiddels dus wel meer dan ongeveer 20 procent van de werkenden behelzen.

We weten niet zoveel van zzp’ers of migranten

Goed onderzoek is belangrijk. Net zoals het ook belangrijk is dat onderzoek vergelijkbaar is door de jaren heen en tussen landen. Onderzoek aanpassen mag je daarom niet lichtzinnig doen, en kan soms wettelijk niet eens, gezien Europese afspraken. En net als zoveel andere zaken, lijken percentages jaar op jaar niet sterk te veranderen. Maar kijk je 5 of 15 jaar verder, dan zijn de veranderingen ineens toch groot. Zo is het ook met zzp’ers en migranten.

Een kwart eeuw geleden waren de groepen zzp’ers en migranten nog relatief klein.

Bij het ontwerpen van onze arbeidsmarktonderzoeken (nog in de vorige eeuw), waren deze groepen zeer klein en niet of nauwelijks interessant om apart mee te nemen. Vandaag in 2024 vormen ze echter samen 1/3 van de arbeidsmarkt en is onze kennis desondanks maar zeer beperkt over deze twee essentiële groepen. Dit terwijl veel regel- en wetgeving wel gericht is op deze groepen, zoals schijnzelfstandigheid (wet DBA) of mogelijke wetgeving voor het inperken van arbeidsmigratie. De effecten en gevolgen op de arbeidsmarkt kunnen dan ook nauwelijks worden berekend en beargumenteerd, omdat we zo weinig exact meten en dus weten.

Verdieping op de data

Vandaag werken er officieel dus zo’n 9,8 miljoen personen in Nederland. Met de nadruk op ‘officieel’, aangezien het hier gaat om geregistreerden in Nederland. Door het vrije verkeer van arbeid in Europa zijn er in Nederland echter ook veel arbeidsmigranten werkzaam zonder dat zij geregistreerd zijn. De Rotterdamse wethouder Tim Versnel schat in dat slechts de helft tot een derde van de werkende arbeidsmigranten geregistreerd zijn. Anders gezegd: het aantal werkende arbeidsmigranten in Nederland zou zomaar eens factor 2 tot 3 hoger kunnen zijn dan de laatste update van 984.169 personen.

Tim Versnel eerder dit jaar, op het event Internationalisering van de Arbeidsmarkt

Het aantal werkende arbeidsmigranten in Nederland zou zomaar eens factor 2 tot 3 hoger kunnen zijn dan gedacht.

Aangezien een arbeidsmigrant gemiddeld 24 weken van het jaar werkt in Nederland (cijfers ABU), is het aantal werkenden (gemiddeld per jaar) waarschijnlijk zo’n 670.000 personen groter zijn dan de 9,8 miljoen waar het CBS over rapporteert. En dat betekent dus: 10,5 miljoen personen. Oftewel: er werken mogelijk 7% meer mensen in Nederland dan waar we nu vanuit gaan.

Bron: Intelligence Group, op basis van data van CBS, ABU en UWV

Krapte dus minder groot

Deze extra groep die we niet meten en registreren zorgt wel voor een extra buffer op de arbeidsmarkt waardoor de gepercipieerde krapte op de arbeidsmarkt, zeker in bijvoorbeeld de horeca of logistiek, minder groot is dan de UWV/CBS en ook onze eigen cijfers (van Intelligence Group dus) soms doen vermoeden. Je kunt immers niet rapporteren over datgene dat je niet meet. Maar datgene dat we niet meten, werkt wel en verkleint de krapte in de beroepen waar de Nederlandse taal niet (meer) primair vereist wordt. 

Datgene dat we niet meten, werkt wél – en verkleint zo de krapte.

Het zou prettig zijn geweest als we meer over zzp’ers zouden weten en bijvoorbeeld over hun (schijn)zelfstandigheid en (on)vrijwilligheid om zelfstandige te zijn. Die informatie, ondanks er straks handhaving op de wet DBA wordt uitgerold over 1,2 miljoen personen, was essentieel geweest voor goede onderbouwingen en afwegingen. Nu ontbreekt deze informatie grotendeels en mocht onverhoopt de handhaving uitlopen op een mislukking, dan is het ontbreken van deze data wel een van de belangrijkste oorzaken.

Geen onderzoek in Pools of Turks

Goede en actuele vragenlijsten zijn essentieel om grip te krijgen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Een van de belangrijkste onderzoeken die we in Nederland hebben, het EBB (Enquête beroepsbevolking) van het CBS, is echter alleen beschikbaar in het Nederlands. Anders gezegd: het CBS doet geen onderzoek in Engels, Duits, Pools, Marokkaans, Turks of een andere taal waarvan er honderdduizenden mensen werken in Nederland. Werkenden die de Nederlandse taal niet of niet goed machtig zijn worden dus nooit meegenomen in dit onderzoek.

Het EBB aanbieden in veel andere talen zou de eerste stap zijn naar meer grip op de arbeidsmarkt.

Dat percentage ligt – voorzichtig ingeschat – tussen de 20 en 25% van de werkenden in Nederland. Daarmee doen we aannames over een significant grote groep, geprojecteerd vanuit Nederlandstaligen. Daarmee is de kans op misinformatie levensgroot. Het EBB aanbieden in veel andere talen zou dan ook de eerste stap zijn naar meer grip krijgen op de huidige Nederlandse arbeidsmarkt. Het actualiseren ervan of een tweede onderzoek ernaast doen dat veel meer zicht geeft op het hier en nu van de arbeidsmarkt is kritisch om zo beleidstechnisch grip te krijgen en houden op de actualiteit van de arbeidsmarkt.

Er werken in Nederland circa 670.000 niet-registreerde arbeidsmigranten. Dat maakt het aantal werkenden in Nederland zeker zo'n 7% groter dan nu gemeten, blijkt uit nieuwe cijfers van Intelligence Group.
Bron: UWV

Dit laatste is echt belangrijk omdat het onderzoek van het CBS veelal de basis vormt voor alle beleid en academisch werk in Nederland. Als dat op een onvolledige basis is gebaseerd, dan is de kans groot op foute waarnemingen en conclusies. Indien we niet goed meten wat er speelt en essentiële homogene doelgroepen niet meenemen in onderzoek, verklaart dat steeds meer de onverklaarbare zaken op de arbeidsmarkt. Voor zowel beleidsmakers als werkgevers zijn de juiste data cruciaal om gestructureerd te werken aan de huidige uitdagingen, zoals misstanden met arbeidsmigranten of juist versnelling aanbrengen in de energietransitie.

Transparantie levert een betere arbeidsmarkt

De vraag die ik vorig jaar kreeg in Duitsland was een confrontatie met mijn eigen blinde vlek. De afgelopen maanden ben ik veelvuldig te rade gegaan bij andere arbeidsmarktexperts of het echt zo was dat we nagenoeg niets weten van arbeidsmigranten en/of mijn berekening niet klopte. Tot op heden ben ik vooral bevestigd in het feit dat het juist wel zou kunnen kloppen. De beste informatie kwam tot nu toe van de ABU en ook zij kunnen alleen maar meten wat zij weten, zoals onder hun eigen leden. De duizenden uitzendbureaus die niet-ABU of niet-NBBU lid zijn, maar waarschijnlijk wel het overgrote gedeelte van de honderdduizenden arbeidsmigranten leveren in Nederland, vallen dan ook buiten hun onderzoeksscope.

Spanje, Canada maar ook de gemeente Rotterdam proberen al meer informatie over arbeidsmigranten te verzamelen.

Er is dus niet alleen behoefte aan meer en actuele doelgroep- en arbeidsmarktinformatie, maar ook aan meer informatie van de werkenden in een land. Dat laatste om ook gericht te werken aan krapte, schaarste en bijvoorbeeld skillsontwikkeling binnen een land. Enquêtes zijn daarin belangrijk zoals Spanje, Canada maar ook de gemeente Rotterdam dat al doen en proberen. Iedereen die in een land werkt, moet zo’n vragenlijst invullen. Daarmee kun je registratie ook verder afdwingen en krijg je extra grip op de arbeidsmarkt.

En Intelligence Group dan?

Natuurlijk is het makkelijker opgeschreven dan gerealiseerd, maar we zijn het verplicht als onderzoeker en de Nederlandse arbeidsmarkt om die transparantie en volledigheid te bieden. Het helpt ook mee aan een betrouwbare overheid én daaraan gelieerde instituties.

Taal en land worden in 2025 in onze onderzoeken losgekoppeld van elkaar.

Na de vraag van de zzp’ers, maar ook nu na de vraag van de arbeidsmigranten, gaan wij onze onderzoeksmethodiek dan ook aanpassen. Vanaf 2025 doen we in Nederland en alle andere landen waarin Intelligence Group actief is, onderzoek in alle talen van Europa – zodat we mensen niet meer uitsluiten. Taal en land koppelen we dus los van elkaar. Een logisch principe, uitgaande van de internationalisering van de arbeidsmarkt en de bewegingsvrijheid van arbeid in Europa. Hooguit kun je zeggen dat we er 20 jaar te laat mee zijn begonnen, maar ook wij zijn niet te oud om te leren.

Lees ook

Krapte groot en groeiende, maar werkgever blijft maar traditioneel selecteren

Het is een beetje een tegenstrijdig beeld dat oprijst uit de recente Werkgevers Enquête Arbeid (WEA) van TNO. Meer dan de helft van de Nederlandse werkgevers die hiervoor zijn ondervraagd zegt momenteel al te kampen met personeelstekorten (28%) of verwacht deze in elk geval binnen 2 jaar te ervaren (26%). Met name in de publieke sector is de nood traditioneel hoog, zo blijkt. Ook zijn het nu al meer grotere organisaties die met tekorten kampen, terwijl de kleinere juist vaker verwachten er in de nabije toekomst mee te maken te krijgen.

Maar als je dan kijkt hoe de organisaties die personeelstekorten te lijf willen gaan, dan blijkt daaruit maar weinig innovatiedrift. Toegegeven, de drie meest genoemde oplossingen om de krapte tegen te gaan, zijn: anders werven en selecteren (49%), mensen opleiden (44%) en slimmer werken of het werk slimmer organiseren (34%). En maar 7% denkt dat het ze de komende jaren niet zal lukken de tekorten terug te dringen, de meeste zijn echter juist heel optimistisch. Mar hoe ze dat ‘anders werven en selecteren’ dan willen aanpakken, dat ze massaal zeggen te willen doen?

De klik is nog altijd cruciaal

Uit het onderzoek blijkt juist een heel traditionele aanpak en klassieke kijk op recruitment. Zo zegt bijna 90% nog dat ze een persoonlijke klik meewegen in de beoordeling, en zegt zo’n 87% dat ze kandidaten beoordelen op een ‘overall indruk’. Bovendien werken nog ruim 7 op de 10 werkgevers met ongestructureerde sollicitatiegesprekken, ook al is lang de lage voorspellende waarde daarvan bekend. Die percentages zijn slechts iets lager bij werkgevers die aangeven specifieke activiteiten te ondernemen om gelijke kansen in werving en selectie te bevorderen.

Alle kandidaten scoren met een formulier? Het blijkt nog nauwelijks voor te komen.

Een beoordeling op relevante functie-eisen? Slechts ongeveer een kwart zegt ermee te werken. Gestructureerde sollicitatiegesprekken? Daarvan is het gebruik al niet veel hoger (alhoewel ‘meer-gelijke-kansen-werkgevers’ wel aanmerkelijk vaker zeggen hier hun toevlucht toe te nemen). En alle kandidaten scoren aan de hand van een formulier? Het blijkt nog nauwelijks voor te komen. Ook opvallend: organisaties zeggen vaak wel een werkwijze voor werving en selectie schriftelijk te hebben vastgelegd, maar dat gebeurt in meerderheid nog niet op basis van een professionele richtlijn (al komt dit bij grotere organisaties wel vaker voor).

Andere oplossingen

Andere oplossingen om de krapte aan te pakken? Bij de 4 sectoren waar relatief vaak sprake is van personeelstekorten, wordt in de industrie (27%) en het openbaar bestuur (33%) vaker dan in andere sectoren het gebruik van nieuwe technologie als oplossing gezien. In de zorg (27%) en de horeca (39%) geven werkgevers relatief vaak aan een oplossing te zien in deeltijdwerkers meer uren te laten werken. Bovendien zien werkgevers in de zorg ook nog meer mogelijkheden in het opleiden van (meer) mensen (65%) en het (meer) inzetten en behouden van stagiairs of BBL (Beroepsbegeleidende leerweg)-studenten (46%).

Meer weten

Lees het hele onderzoek van TNO:

Werkgevers Enquête

Lees ook

Vraag naar zzp’ers stort in, detacheerders krijgen harde klappen

Handhaving van de Wet DBA is officieel pas aangekondigd voor januari volgend jaar. Maar nu al zijn de effecten merkbaar. Zo is de vraag naar professionals (zelfstandig en/of detachering) in oktober al gedaald met zo’n 20% ten opzichte van dezelfde periode het jaar ervoor, blijkt uit analyses van Intelligence Group, onder andere gebruik makend van zijn eigen modellen en databronnen van Sentior, Headfirst Group en Jobdigger. Met name de overheid trapt hard op de rem, zo blijkt, terwijl de vraag in de private sector juist opvallend stabiel blijft.

De pijn bij detacheerders

Opvallend in de nieuwe cijfers is dat met name bij detacheerders de pijn groot is. Sterker nog: verhoudingsgewijs neemt de vraag naar zzp’ers ten opzichte van de vraag naar gedetacheerden alleen nog maar toe in plaats van af. Zo werd in oktober in 38,3% van alle opdrachten om een zzp’er gevraagd. Dit is veel meer dan gemiddeld over de afgelopen jaren, waar deze verhouding eerder op ongeveer een derde van de vraag lag. Daardoor is de afnemende vraag naar detacheringsdiensten in oktober bijna 30% ten opzichte van oktober 2023.

Nu het nog kan…

Het lijkt er met andere woorden haast wel op of veel opdrachtgevers nog net voor de aangekondigde handhaving op de wet DBA vooral kortlopende opdrachten uitzetten die uiterlijk stoppen op 31 december 2024. Van alle nieuwe opdrachten die een looptijd hebben tot het einde van het jaar is 50% voor zzp’ers. Deze vraag wordt sterk aangejaagd door de private sector, die in oktober veel meer dan gemiddeld opdrachten uitzet voor zelfstandigen. In de publieke sector neemt deze vraag juist af en wordt in alle nieuwe opdrachten in nog maar 26% van de gevallen een zzp’er gevraagd. Overigens lag dit percentage in oktober 2023 nog op 25%, zodat dit jaar op jaar geen verschuiving is, maar wel in de verhouding in de maanden voorafgaand aan oktober 2025.

Stevige disbalans

Al deze ontwikkelingen zorgen voor een stevige disbalans in de markt voor zelfstandig professionals in het laatste kwartaal van 2024, constateert onderzoeker Geert-Jan Waasdorp. ‘Als de handhaving doorgaat en serieus gestalte gaat krijgen verwacht ik dat de vraag naar zzp’ers verder zal afnemen en de markt voor detacheringsopdrachten vanzelf weer gaat groeien. De klap in de vraag naar de diensten van detacheerders lijkt vooralsnog een tijdelijke hick-up, al daalt de totale vraag in de markt wel.’

11,2% minder gedetacheerden

De bevindingen van Intelligence Group sluiten aan bij die van de Vereniging van Detacheerders Nederland (VvDN) die in hun meest recente MarktMonitor ook constateren dat de vraag naar detachering blijft afnemen. In het derde kwartaal dit jaar daalde de omzet per werkbare dag met 6,45% vergeleken met dezelfde periode vorig jaar, en het aantal gedetacheerden met 11,2%, aldus de VvDN. En deze daling is merkbaar in alle sectoren.

VvDN: ‘De markt is onrustig en voorzichtig.’

‘De markt is onrustig en voorzichtig. De duur van opdrachten en verlengingen neemt af, wat een directe impact heeft op de bedrijfsvoering van detacheringsbureaus. Daarnaast duurt het langer voordat gedetacheerden aan hun eerste of vervolgopdracht beginnen’, aldus VvDN-voorzitter Edwin van den Elst. ‘Tegelijkertijd zien we dat onze leden bewuste keuzes maken bij het aannemen van vaste medewerkers, met een focus op ervaring en vaardigheden. Zo willen zij garanderen dat hun medewerkers ook in deze economische omstandigheden van toegevoegde waarde kunnen zijn voor opdrachtgevers. Dit vooral gezien het aanhoudende tekort aan personeel. Detacheerders weten als geen ander dat straks bij een weer aantrekkende economie de vraag naar personeel weer snel zal groeien.’

(Relatief) meer vaste contracten

De detacheringsbranchevereniging ziet in het derde kwartaal een toename van 2,6% in het aantal gedetacheerden met een vast dienstverband. Volgens Waasdorp is dit echter een direct effect van de aangekondigde handhaving van de Wet DBA, en van het feit dat tijdelijke contracten niet verlengd worden. ‘Dan stijgt automatisch het percentage van mensen met een vast dienstverband.’

Afgelopen kwartaal steeg het aantal gedetacheerden zonder opdracht (de ‘leegloop’) met 13,6%.

In het afgelopen kwartaal steeg het aantal gedetacheerden zonder opdracht (de zogenoemde ‘leegloop’) met 13,6% (van 4,6% naar 5,3%). De tarieven stegen gemiddeld ‘slechts’ met 1,9% ten opzichte van vorig jaar. Toch is de VvDN wel voorzichtig optimistisch over de (nabije) toekomst. ‘We zien een mismatch tussen de gevraagde en beschikbare expertise bij veel opdrachtgevers, zowel nu als in de nabije toekomst. Detacheringsbureaus kunnen hier een belangrijke rol spelen door middel van opleidingsprogramma’s, begeleiding en eigen expertise. Zodra de markt weer aantrekt, verwacht ik dat detacheerders hun marktaandeel zullen herwinnen’, aldus Van den Elst.

Lees ook