Dat de arbeidsmarkt krap is, is natuurlijk geen nieuws. Het leek even of de markt eind vorig jaar op een kantelpunt was beland. Maar inmiddels staan vrijwel alle seinen weer op groen. Méér vacatures, méér (vaste) banen, méér gewerkte uren, mínder (langdurig) werklozen, en méér spanning en krapte op de arbeidsmarkt, zo meldde het CBS vorige maand.
Het zogeheten ‘onbenut arbeidspotentieel’, zonder betaald werk, daalde in 2019 tot 680.000.
En nu komt daar opnieuw een opmerkelijk cijfer bij. Het aantal personen in het zogeheten ‘onbenut arbeidspotentieel’, zonder betaald werk, daalde in 2019 namelijk verder, en wel tot 680.000. En dat is het laagste aantal sinds 2008, aldus het CBS. Het gaat om 314 duizend werklozen volgens de officiële ILO-definitie en 366 duizend mensen die ofwel zochten naar werk ofwel hiervoor beschikbaar waren.
Onbenut en ‘semiwerkloos’
Het CBS bekeek voor het nieuwe onderzoek dus niet alleen de mensen die recent gezocht hebben naar werk en op korte termijn beschikbaar zijn, maar ook de groepen die maar aan één van die twee voorwaarden voldoen. Die duiden ze in het onderzoek aan met de term ‘semiwerklozen’. Het blijkt dat die groep het goed doet op de arbeidsmarkt: ze vinden relatief snel en relatief vaak een (voltijds)baan.
Het onbenut arbeidspotentieel zonder werk daalt gestaag. Dat is vooral goed nieuws voor jongeren.
Het onbenut arbeidspotentieel zonder werk (15 tot 75 jaar) nam sinds het begin van de economische en financiële crisis in 2008 toe tot bijna 1,2 miljoen personen in 2014. Hierna is het onbenut arbeidspotentieel zonder werk gestaag gaan dalen. Dat is vooral goed nieuws voor jongeren. Zowel van de werkloze beroepsbevolking als van het overig onbenut potentieel zonder werk vormen jongeren van 15 tot 25 jaar namelijk de grootste groep. Het gaat daarbij om ongeveer een derde voor elke groep.