Drie van de vier werknemers zegt binnen een jaar op zoek te gaan naar een andere baan, waarbij het loon een belangrijke rol speelt. Toch staat jobhoppen niet gelijk voor een beter salaris blijkt uit de grote salarisenquête van Berenschot en VKbanen. Slechts 36% verwacht namelijk meer te gaan verdienen.
Een derde werknemers verwacht salarisstijging
Voordat je van baan gaat veranderen in 2011 is het goed om te kijken waar je werkt want slechts 36% verwacht meer te gaan verdienen. Gemiddeld denkt 48 procent dat hun salaris volgend jaar gelijk zal blijven, ofwel 6 procentpunt meer dan vorig jaar. De groep die een daling in het salaris verwacht is ook groter: 4 in plaats van 3 procent. 57 procent van de werknemers uit de profitsector verwacht een salarisstijging tegenover 41 procent van hun collega’s in de non-profitsector. Niet zo vreemd natuurlijk, gezien de kabinetsplannen om flink in de overheidsuitgaven te snijden. Binnen de profitsector biedt de juridische dienstverlening het meeste perspectief, want 68 procent verwacht er volgend jaar op vooruit te gaan. Ook de medewerkers in de ICT (62 procent) en industrie (61 procent) zijn hoopvol gestemd.
Academici verdienen het meest
Het maakt nog steeds uit of je een hbo- of wo-diploma op zak hebt. Academici verdienen gemiddeld € 500 meer dan hbo’ers. In de geneeskunde is het verschil in loon het grootst (€ 1396), terwijl het salarisverschil onder werknemers met een geschiedenisdiploma het kleinst is (€ 68). De kunstsector is voor zowel hbo’ers als wo’ers de slechtst betalende sector. Daarentegen wordt door hbo’ers het meest verdiend in de transport en logistiek en strijken wo’ers het meeste geld op in de industrie.
Jobhoppen verhoogt kans op ontevredenheid
Een verandering van baan betekent dus niet per definitie een beter salaris. Jobhoppen is sowieso een gewaagde bezigheid. Uit het onderzoek blijkt dat hoe vaker je van baan verandert, des te kritischer je wordt ten opzichte van de hoogte van je salaris. Jobhoppen werkt gevoelens van onrust en ontevredenheid in de hand. Vooral HR-managers hebben hiermee te maken. Ze veranderen het vaakst van baan, gemiddeld elke drie jaar en vier maanden, terwijl ze het minst tevreden zijn met hun salaris. Ze hebben er een 6 voor over. Medewerkers in de industrie jobhoppen juist het minst vaak, gemiddeld elke zes jaar en vijf maanden, terwijl ze hun salaris met een 7 beoordelen. Bij de publieke sector zijn de verschillen minder groot. Zo zijn medewerkers uit de welzijnsector de grootste jobhoppers, met een gemiddeld dienstverband van vier jaar en drie maanden, toch geven ze hun salaris alsnog een 6,7. Medewerkers bij de overheid beoordelen hun salaris zelfs het hoogst van iedereen: een 7,1.
Onderzoeksopzet
Voor de grote salarisenquête zijn 6.148 werknemers uit 18 verschillende sectoren ondervraagd over de hoogte van hun loon, de tevredenheid hierover en de toekomstverwachtingen. Ook is gepeild in hoeverre zij op zoek zijn naar een andere baan en wat daarvoor de reden is. 60% van de respondenten is man en 40% is vrouw, 54% werkt in de non-profitsector ten opzichte van 46% in de profitsector en 84% heeft een vast contract.