Het mag misschien niet elke dag in de krant staan, maar onder veel economen is het wel het gesprek van de dag. De productiviteit staat onder druk. En niet zomaar voor eventjes, maar al voor langere tijd. Niet alleen in Nederland trouwens, maar in vrijwel de hele westerse wereld. Maar in Nederland is het nog wel eens extra erg, met vorig jaar zelfs een daling van de totale arbeidsproductiviteit. En dat heeft tot gevolg dat (bijna) alle economische groei van de afgelopen jaren alleen maar heeft kunnen ontstaan doordat meer mensen meer uren zijn gaan maken, niet doordat ze nou per uur meer zijn gaan produceren.
‘Alle economische groei van de afgelopen jaren kon alleen maar ontstaan doordat meer mensen meer uren zijn gaan maken.’
Het is al met al een grote opgave met het oog op de welvaart en het nationale concurrentievermogen, aldus veel economen. Al lopen over de precieze oorzaken de meningen uiteen. Niet voor niets zei Winston Churchill al eens: ‘Zet 2 economen bij elkaar en je krijgt 2 opvattingen. Tenzij 1 van de 2 John Maynard Keynes heet. Dan krijg je 2 economen en 3 opvattingen.’ Maar in dit specifieke geval is er toch ook wel voor een groot deel overeenstemming. En dat is dat ten tijde van de kabinetten-Rutte er vooral is ingezet op ‘werk, werk, werk’, maar nauwelijks op de kwaliteit van dat werk. Dat begint zich nu steeds meer te wreken. Zeker nu het nieuwe kabinet geen blijk ervan geeft daarin iets te willen veranderen.
Krapte? Oei!
Ook vergeleken met andere landen doet Nederland het inmiddels niet best meer. Van de 26 andere EU-landen zijn er maar 5 waar de arbeidsproductiviteit in de laatste 10 jaar minder groeide. Er is bovendien weinig geïnvesteerd in innovatie en hoger onderwijs, dus dat belooft ook weinig goeds voor de nabije toekomst, aldus de bekende econome Barbara Baarsma. ‘En dat is extra relevant als we beschouwen dat Nederland kampt met een wijdverbreid tekort aan arbeidskrachten. Als de productiviteit van werkenden niet genoeg toeneemt om het verminderende arbeidsaanbod te compenseren, ziet de toekomst er weinig rooskleurig uit.’
‘Als het gaat om de gevolgen voor de groei van de productiviteit biedt het hoofdlijnenakkoord helaas geen hoop.’
Helaas ziet ook zij die daadkracht niet terug bij het huidige kabinet. ‘Als het gaat om de gevolgen voor de groei van de productiviteit biedt het hoofdlijnenakkoord helaas geen hoop, is het geen toonbeeld van lef en maakt het evenmin trots’, schreef ze al eerder in het FD. Opmerkingen die ook door veel andere economen worden gedeeld, zoals in ESB, dat recent zelfs een themanummer aan het onderwerp wijdde, waarin Baarsma overigens nogmaals onderstreepte hoe belangrijk onderwijs en innovatie voor de groei van de arbeidsproductiviteit zijn (en hoe weinig het huidige kabinet daarvan doordrongen lijkt).
Te veel flex?
Maar het is niet alleen het gebrek aan onderwijs en innovatie dat de productiviteit parten speelt. Emeritus hoogleraar Alfred Kleinknecht heeft in hetzelfde ESB-nummer ook nog twee andere boosdoeners op het oog: te lage lonen, en te veel flex. Door jarenlange loonmatiging is arbeid in Nederland relatief goedkoop, en wordt de krapte dus alleen maar groter. ‘Projecten zijn nu onuitvoerbaar, omdat men soms domweg geen werknemers kan vinden. Her en der blijft dus zelfs economische groei achterwege wegens de krappe arbeidsmarkt’, zegt hij. De krapte begint volgens hem de praktijk dus echt in de weg te zitten.
‘Her en der blijft dus zelfs economische groei achterwege wegens de krappe arbeidsmarkt.’
Tot een jaar of 20 geleden zorgde automatisering nog volop voor stijging van de arbeidsproductiviteit. Hoe contra-intuïtief dit ook mag aanvoelen: de afgelopen 20 jaar is die bijdrage bijna verwaarloosbaar geworden, en kennen we volgens Kleinknecht zelfs ‘de laagste groei van de toegevoegde waarde per arbeidsuur sinds de Tweede Wereldoorlog.’ Het zijn daarbij vooral deregulering en flexibilisering van arbeidsmarkten die debet zijn aan het gebrek aan innovatief vermogen in Nederland, zegt hij.
Meer dynamiek = minder productiviteitsgroei
Waarom flexibilisering dan precies een probleem is? Vooral omdat ‘meer dynamiek’ op de arbeidsmarkt zorgt voor minder loyaliteit en betrokkenheid van werknemers, aldus Kleinknecht. ‘En kennis en bedrijfsgeheimen lekken daardoor makkelijker weg. Bovendien ontstaat er zo minder ‘organisatorisch geheugen’, en wordt minder geïnvesteerd in bedrijfsspecifieke scholing. Ook hebben mensen die makkelijk te ontslaan zijn motieven om informatie achter te houden over hoe hun werk efficiënter kan. En leidt automatisering bijvoorbeeld vaker tot mislukkingen, omdat ze de ‘insider-information’ van ervaringsdeskundige medewerkers missen.’
Het is in de huidige situatie misschien een beetje moeilijk om Duitsland als voorbeeld te nemen. Maar kijken we naar de afgelopen 60 jaar, dan is wel duidelijk dat in Duitsland de productiviteit vooral steeg door juist op arbeid te besparen, terwijl bijvoorbeeld in de VS de economische groei veel meer toe te schrijven is aan veel meer uren werken. Ook in Nederland is dat laatste behoorlijk het geval, aldus Kleinknecht. Met name als gevolg van onze enorme focus op flexibele arbeid. ‘Terwijl uit onderzoek steevast blijkt dat flexibele arbeid een negatieve invloed heeft op innovatie en productiviteit, doordat het kennismanagement lastig maakt.’
Op langere termijn is dat volgens hem helemaal lastig. ‘Je kunt natuurlijk niet eeuwig je participatiegraad opvoeren.’ Hij is daarom wel blij met de naderende handhaving op schijnzelfstandigheid van (laagproductieve) zzp’ers, en roept ook – onder verwijzing naar de Commissie-Borstlap – de verregaande flexibilisering van arbeid terug te draaien. Ook pleit hij voor een forse verhoging van het minimumloon, zodat er minder ruimte is voor ‘zombiebedrijven’ en meer ‘creatieve destructie’ ontstaat. En onderstreept hij het belang van meer investeren in wetenschap en technologie. ‘Precies het tegendeel van wat het kabinet nu doet.’
Van flex komt flex
Ook iemand als Intelligence Group-directeur Geert-Jan Waasdorp ziet wel dat de toename van flex leidt tot een lagere arbeidsproductiviteit. In zijn wisselrubriek in HRMorgen met Pera-CEO Rina Joosten-Rabou schrijft hij onder meer: ‘Ken je het gezegde ‘van een bruiloft, komt een bruiloft’? Hetzelfde geldt ook voor de flexschil van organisaties. Van flex komt flex. Een werkgever die eenmaal het gemak ervaart van flex, bijvoorbeeld als oplossing voor wervingsproblemen, zal eerder – ondanks dat dit vaak niet gewenst is – een groter wordende flexschil krijgen dan een kleinere.’
‘De doorloopsnelheid van mensen bij werkgevers is de afgelopen 10 jaar bijna gehalveerd.’
Maar dit heeft dus wel een keerzijde, schetst hij. ‘De doorloopsnelheid van mensen bij werkgevers is de afgelopen 10 jaar bijna gehalveerd van gemiddeld 8 jaar tot nu ruim onder de 5 jaar voor mensen in loondienst. Daarbij is kennisbehoud een serieuze uitdaging en daarom is er ook effect op de arbeidsproductiviteit. Verloop is funest voor de (groei van) arbeidsproductiviteit. Ik durf daarom de stelling aan dat we in Nederland nauwelijks tot geen productiviteitsgroei meer zien omdat te veel mensen in de flexindustrie werken én er een te grote flexschil is, ondanks alle voordelen.’
De rol van recruiters
En daar komt dus ook naar voren wat de rol van recruiters is in deze hele discussie. ‘Inmiddels telt Nederland 23.000 detacherings-, uitzend- en wervings- en selectiebureaus, op een werkende populatie van 10 miljoen mensen. Op elke 434 werkenden in Nederland is er nu een bureau’, aldus Waasdorp. ‘En pikant is dat al die bureaus – in vergelijking tot andere wervingskanalen zoals referral, stages en jobboards – zorgen voor de meeste bad hires bij werkgevers.’ Een herbezinning lijkt dus op z’n plaats, zegt hij. Misschien bijvoorbeeld meer inzetten op interne mobiliteit, in plaats van mensen ‘rondpompen’ en weglokken bij hun huidige werkgever?
Ook Joosten-Rabou denkt dat de situatie met zóveel bureaus nooit goed kan zijn voor de totale arbeidsproductiviteit in Nederland. Ze denkt bovendien dat A.I. het werk van veel van die bureaus binnen 5 jaar zal overnemen. ‘Waar we in Nederland gewend zijn geraakt aan een overdaad aan tussenpersonen en headhunters, laat A.I. zien dat het proces slimmer, sneller én goedkoper kan.’ Dit is ook geen verre toekomstmuziek, zegt ze. ‘Dit gebeurt nu al. Landen als Estland en Zweden hebben al een veel kleinere flexschil en zien door slimme technologie meer productiviteit per werknemer. Dit laat zien dat het anders kan. Nederland kan niet achterblijven.’
Troost uit promotie
Klinkt dit zorgelijk voor jou als recruiter? Dat je enerzijds mede debet zou zijn aan de lage productiviteitsgroei in Nederland, en je anderzijds vanwege je schijnbaar lage toegevoegde waarde je zorgen moet maken over je toekomst? Misschien kun je dan troost putten uit het onderzoek waarop Eda Aral-Kiliç eerder dit jaar in Groningen promoveerde. Zij toonde namelijk aan dat juist gericht en strategisch HR-beleid kan zorgen voor een hogere arbeidsproductiviteit. En actief werven en behouden van talent was daarbij 1 van de 7 succesfactoren.
Een troostrijke gedachte misschien, maar tegelijk een belangrijke en moeilijke opdracht. Want het gaat er dus wel om strategisch én productief te werk te gaan, om zo ook andere mensen meer productief te kunnen laten zijn. En als je dus als recruiter niet kunt aantonen dat je werk bijdraagt aan verhoging van de totale arbeidsproductiviteit, wat ben je dan eigenlijk aan het doen?