Wil je de beste kandidaten selecteren? Dan is het voldoende om te letten op hun taalgebruik. Praten ze in de actieve vorm, veel over zichzelf en veel over het verleden? Dan heb je beet!
Dat stelt leiderschapstrainer Mark Murphy, die zich voor die conclusie baseert op onderzoek dat hij deed voor zijn boek Hiring for Attitude. ‘Als je kandidaat continu spreekt in de tegenwoordige of toekomstige tijd, dan kun je maar beter met het gesprek stoppen’, zegt hij. ‘Dan heb je waarschijnlijk te maken met een low performer.’
3 terreinen van taalgebruik
Volgens Murphy praten high performers aantoonbaar anders dan low performers. Dat uit zich onder meer op drie terreinen van taalgebruik, zegt hij: de tijd waarin mensen spreken, de voornaamwoorden die ze gebruiken, en de vorm die ze vaak kiezen.
#1. Voornaamwoorden
High performers antwoorden ongeveer 60 procent vaker in de eerste persoon (dus met woorden als: ik, mij, wij) dan low performers. De antwoorden van low performers bevatten daarentegen 400 procent meer tweede personen (jij, jullie, jouw) en 90 procent meer derde personen (hij, zij, hun), aldus het onderzoek.
‘High performers praten meer over zichzelf omdat ze meer goede ervaringen hebben waaruit ze kunnen putten’, verklaart Murphy het opmerkelijke verschil. ‘Low performers hebben die ervaringen niet en geven daarom meer abstracte of hypothetische antwoorden.’
Voorbeeld
‘High performers zeggen zoiets als: ‘Ik belde de klant op dinsdag en ik vroeg hem…’ Terwijl low performers eerder iets zeggen als: ‘Je moet klanten op dinsdag bellen en hen dan vragen…’ of: ‘Klanten moeten op dinsdag gebeld worden…’.’
#2. Tijd
High performers praten volgens het onderzoek ook 40 procent meer in de verleden tijd dan low performers. De antwoorden van low performers bevatten daarentegen 120 procent vaker een tegenwoordige tijd en 70 procent meer uitdrukkingen in de toekomende tijd,
‘Ons onderzoek laat zien dat als je high performers vraagt over een ervaring in het verleden, dat ze echt over het verleden praten. En dat doen ze logischerwijs ook in de verleden tijd’, aldus Murphy. ‘Low performers daarentegen antwoorden een vraag over een prestatie vaak met iets wat ze nu aan het doen zijn (tegenwoordige tijd) of wat ze van plan zijn te gaan doen (toekomende tijd). Ze kunnen gewoon niet zo makkelijk over mooie prestaties vertellen, simpelweg omdat ze die niet hebben.’
Voorbeeld
‘Een high performer zegt dat zoiets als: ‘Ik had een klant met een probleem met een server…’ Een low performer vormt eerder een zin in de trant van: ‘Als een klant een probleem heeft, dan moet je nooit toegeven dat je het antwoord niet weet’ of ‘Ik zou een irrationeel persoon gerust stellen door duidelijk te maken dat ik meer weet dan zij doen’.’
#3. Lijdende of bedrijvende vorm
Een ander opmerkelijk verschil in zinsopbouw is te zien in de keuze tussen de lijdende of bedrijvende vorm. Low performers gebruiken 40 tot 50 procent meer passieve vormen in hun antwoorden dan high performers, die juist vaker in de actieve vorm spreken.
Voorbeeld
Actieve vorm: ‘Bob waardeert de ceo’ of: ‘Ik stuurde deze sollicitatie’. Passieve vorm: ‘De ceo wordt door Bob gewaardeerd’ of: ‘Deze sollicitatie is door mij gestuurd’.
De passieve vorm klinkt meer afstandelijk, en minder persoonlijk. Bovendien gebruiken mensen die slim willen overkomen vaker een passieve vorm. ‘Maar juist de echt slimme mensen gebruiken liever een actieve vorm’, zegt Murphy. ‘Ik zou er zelf geen dealbreaker van maken, maar ik zou wel oppassen als ik iemand alleen in lijdende vorm hoor praten.’
Conclusie
Zo zie je maar weer: het is niet altijd wát de kandidaat zegt, wat het verschil maakt. Het is vooral ook hóé hij of zij het zegt. Alhoewel je je natuurlijk ook kunt afvragen: een kandidaat die altijd opschept over wat hij in het verleden allemaal bereikt heeft, wat zegt dat eigenlijk over zijn prestaties in de toekomst? En nee, ik ga er nu geen anekdotes uit het verleden bij halen om mijn gelijk te bevestigen…